Achter tralies.
Een gestoorde
crimineel ontsnapt uit de gevangenis en gijzelt
een bus met chauffeur, twee leerkrachten en vier
leerlingen. Al vlug schiet hij de lastige
chauffeur dood en later worden een leerling en
één van de leerkrachten neergeschoten.
Rechercheur
Dominique Meyer doet er alles aan om de
ontsnapte crimineel weer op te pakken. Op zijn
afdeling werkt iemand die geheime informatie
doorspeelt aan de gijzelnemer, waardoor die
steeds op de hoogte is van het politieonderzoek.
Op het laatst vertrouwt Meyer geen enkele
collega meer. Hij besluit undercover te
gaan om de crimineel sneller te kunnen opsporen,
maar wordt helaas gepakt. De crimineel laat hem
voor dood achter en vlucht met de kinderen. Op
het laatst gijzelt hij Meyers beste vriend. Dan
besluit de rechercheur tot samenwerking met een
andere crimineel, waar hij overigens helemaal
niet enthousiast over is. Hij hoopt op deze
manier de gestoorde crimineel achter tralies te
krijgen, maar of dat ook lukt…
|
|
Isabelle vroeg of Robert ook zin had om een
saucijzenbroodje te halen. Arjen sloop er
stiekem achteraan en volgde hen op afstand. Ze
kochten in een snackbar saucijzenbroodjes en
aten die vervolgens buiten aan een tafeltje op.
Isabelle stuurde Robert na een paar minuten weer
naar binnen en belde op dat moment iemand. Arjen
bleef op veilige afstand toekijken. Hij kon niet
horen met wie ze belde, maar daar had hij een
tap voor. Op het bureau kon hij later het
telefoontje beluisteren. Na een zeer kort
gesprekje hing ze op en draaide zich om. Arjen
school vlug achter een boom, omdat hij niet
wilde dat ze hem zag. Niemand wist dat hij
Robert moest volgen, behalve Dominique en
Markus, en dat wilde hij graag zo houden. Hij
zag Robert met blikjes cola naar buiten komen.
Ze dronken ervan en liepen weer terug, in de
richting van het bureau. Arjen trok zich verder
terug achter de boom, maar plotseling keek
Isabelle in zijn richting, dus hij dook snel een
groot kantoor binnen, in de hoop dat ze hem niet
had opgemerkt.
De receptioniste keek hem vriendelijk aan. ‘Kan
ik u helpen?’
Hij keek ondertussen onrustig om zich heen, want
hij had zijn collega’s nog niet langs zien
lopen, dus misschien was het verstandig even met
haar te praten. ‘Uh, hebt u misschien een
baantje voor mij?’
Isabelle kwam binnen, gevolgd door een verbaasde
Robert. Ze trok haar wapen. ‘Ik arresteer je,
Arjen. Handen omhoog.’ Ze liet haar legitimatie
aan de hevig geschrokken dame achter de balie
zien.
Daarom was die bezoeker zo nerveus, dacht de
receptioniste. Hij werd achterna gezeten door de
politie.
Maar Arjen trok zijn wapen ook en richtte op
zijn collega. ‘De zaken worden omgekeerd,
Isabelle. Ik geloof dat ik jou juist moet
arresteren, is het niet?’ sprak hij
zelfverzekerd. ‘Durf jij te gokken dat jij
eerder schiet dan ik?’ vroeg hij arrogant.
Koelbloedig richtte ze het wapen nu op de
geschrokken receptioniste. ‘Nee, maar ik durf
wel te gokken dat jij net zo stom bent als die
achterlijke chef van ons. Jij gokt ook niet met
onschuldige mensenlevens, dus je geeft mij nu
meteen je wapen.’
‘Sorry, dat ik me er mee bemoei, Isabelle, maar
waar arresteer je hem voor?’ vroeg Robert hoogst
verbaasd.
‘Wacht even, ik wil eerst zijn wapen hebben,’
reageerde ze geïrriteerd. ‘Ik moet hem van
Markus arresteren.’
Robert werd nerveus. Misschien had de officier
intussen bewijzen gevonden dat Arjen de
informant toch was en had hij Isabelle
rechtstreeks opdracht gegeven hem te arresteren.
Arjen had, sinds hij hier werkte, regelmatig
stiekem getelefoneerd. De telefoontjes zouden
best eens met Mosen geweest kunnen zijn.
Arjen keek naar de receptioniste. Ze was nog
jong en zag er best goed uit. Hij zou het
zichzelf nooit vergeven als zij zou sterven door
zijn schuld, dus hij overhandigde zijn wapen met
tegenzin aan Isabelle. Hij wist namelijk ook nog
steeds niet zeker of zij of Stephan de informant
was, dus hij kon niet zomaar op haar schieten.
Het was zeer goed mogelijk dat zij op dit moment
werkelijk dacht dat Arjen de informant was,
omdat hij hen stiekem had gevolgd. Hij wist dat
Robert ook dacht dat hij de informant was,
waarom zou Isabelle dat dan niet denken?
Ze gaf een mep tegen zijn hoofd en krijste:
‘Handen achter je hoofd en ga op je knieën
zitten.’
Robert staarde naar Arjen die braaf
gehoorzaamde, en begreep er niet veel van. ‘Leg
mij eens uit wat er aan de hand is, Isabelle?’
‘Hij doet net of hij van de rijksrecherche is,
maar hij is zelf de mol, die matennaaier.’
Robert keek nu weer naar Arjen. ‘Klopt dat?’
‘Uh, wat wil je dat ik zeg, Isabelle?’ vroeg hij
met neergeslagen ogen.
‘Nou, je moet bekennen, sukkel.’
‘Goed, ik beken. Ik ben de informant. Laat je
ons dan leven?’
‘Wat bedoel je, Arjen?’ Robert snapte er nog
steeds helemaal niets van.
Isabelle gaf Arjen een schop tegen het hoofd
waardoor hij kreunend op de grond viel. Nu greep
Robert in en nam haar onder schot. ‘Je gaat te
ver, Isabelle. Mishandeling komt niet in onze
opleiding voor, en het maakt niet uit wat de
verdachte gedaan heeft.’
‘O nee? Dit misschien wel,’ siste ze en ze
schoot Robert zonder pardon door zijn hoofd. Hij
zakte langzaam door zijn knieën en viel neer.
De receptioniste gilde en Arjen lag op de grond
met zijn armen beschermend voor zijn hoofd. Hij
liet zijn tranen lopen, en kon niet geloven dat
ze de plaatsvervangende chef zomaar had gedood.
‘We gaan meteen maar, voordat hij ongeduldig
wordt. Advocaat Gillestein kan nogal opvliegen
als je te laat komt,’ sprak Markus bij
binnenkomst.
‘Oké.’ Dominique keek naar Peter. ‘Wij gaan
Gerrit Schooneveld ondervragen. Waar zijn Arjen,
Robert en Isabelle eigenlijk?’ Het was hem nog
niet eerder opgevallen dat ze er niet waren.
Eigenlijk had hij er ook helemaal niet op gelet,
omdat hij het erg druk had.
‘Isabelle en Robert liepen een half uur geleden
samen weg en plotseling was Arjen ook
verdwenen.’
‘Fuck.’ Dominique keek bedenkelijk. ‘Zoek
alsjeblieft met spoed uit waar ze zijn.’
‘Prima, chef.’
‘Is er wat, Dominique?’ vroeg Markus bezorgd,
terwijl ze de trap afliepen.
‘Ik heb een angstig voorgevoel. Arjen volgt
Robert en Isabelle, en ze zijn nu al een half
uur weg. Ik weet zeker dat hij mij zou bellen
als er iets aan de hand zou zijn.’
‘Nou, hij heeft niet gebeld, dus er is niets aan
de hand,’ reageerde de officier luchtig.
‘Toch zint het me niet. Ze zijn al zo lang weg,
Hij had dan toch al wat van zich moeten laten
horen. Robert en Arjen kunnen wel dood of
ontvoerd zijn, Markus.’
‘Je kijkt teveel televisie.’
Dominique gaf hem een por. ‘Daar heb ik nogal de
tijd voor, zeg. Nou, we gaan eerst die advocaat
en de heer Schooneveld maar eens aan de tand
voelen.’
Gillestein keek nijdig naar Markus toen ze de
kamer inkwamen. ‘We zitten hier al tien minuten
te wachten, meneer de arrogante officier.’
Hij glimlachte vriendelijk, hoewel dat hem zeer
veel moeite kostte. ‘Het spijt me werkelijk.’
Dominique gaf hen een hand. ‘Dag meneer
Schooneveld. En leuk u weer te ontmoeten, meneer
Geilestin.’
Markus kon een glimlach niet onderdrukken en
vroeg zich af of zijn zwager die naam nou expres
verkeerd had uitgesproken.
‘Gillestein heet ik. Onthou dat!’
‘Dat bedoel ik,’ reageerde hij vlug.
De advocaat keek geïrriteerd. ‘Wat wilt u hem
ten laste leggen, Dubois?’
Hij schoof hem een document toe. ‘Hier staan een
aantal zaken op, maar nog niet alles. U zult wel
begrijpen dat ik er nog mee bezig ben.’
‘Vinden jullie het goed als ik dit verhoor
opneem?’ vroeg Dominique die zijn beruchte
recordertje voor zich neerlegde.
‘Doe maar. Ik kan het toch niet tegenhouden,’
bromde Schooneveld.
‘Wie is uw baas?’
‘John Zomer. Dat weet je toch wel? Jij hebt ook
nog voor hem gewerkt.’
‘Ik wil graag dat u kort antwoordt op mijn
vragen, ja? Doet u alles wat meneer Zomer aan u
vraagt?’
‘Dat is een stomme vraag. Natuurlijk doe ik niet
alles voor hem.’
‘Ik weet niet of ik het daarmee eens ben, maar
goed, ik zal de vraag anders formuleren. Doet u
naast zakelijke klussen ook nog andere klusjes
voor hem?’
‘Soms.’
‘Zoals wat?’
‘Nou, van alles.’
‘Mensen aftuigen bijvoorbeeld?’
‘Heb je daar bewijs van, smeris?’ snauwde hij.
De chef keek hem fronsend aan en Markus nam het
woord. ‘Weet u, meneer Schooneveld, u gaat voor
lange tijd de cel in, want we hebben voldoende
bewijs tegen u. Dat was wel anders bij uw baas,
vandaar dat we hem helaas hebben moeten laten
gaan.’ Markus stopte de opname en vervolgde zijn
verhaal. ‘Meneer Schooneveld, misschien kunnen
we u wel tijdelijk laten gaan, en daarmee bedoel
ik totdat de zaak voorkomt. Ook kan ik als
aanklager natuurlijk een flink lagere celstraf
eisen. Wij zijn namelijk heel erg geïnteresseerd
in iemand anders, namelijk de contactpersoon.
Die zoekt mensen die veel willen betalen voor
een spannende seksmoord, zo eentje waar ze erg
van opgewonden raken, begrijpt u? Wat denkt u,
is het een interessant aanbod? U vertelt de
naam, en ik laat u tijdelijk gaan en eis een
lagere straf, maar dit blijft uiteraard wel
onder ons. Ik wil hier geen problemen door
krijgen, dus ik zal het ontkennen als u het
doorvertelt. Tevens zal ik dan toch de gewone
straf eisen.’
De advocaat antwoordde: ‘We gaan akkoord maar
willen dat hij onmiddellijk vrijgelaten wordt.’
Markus was opgelucht. ‘Prima. Wie is het?’ vroeg
hij nieuwsgierig.
‘Achmed de schoonmaker.’ Schooneveld grijnsde
naar Dominique.
‘Fuck. Toch die sukkel.’
Markus stond op en gaf een hand. ‘Dank u wel
voor uw medewerking, u kunt gaan, meneer
Schooneveld. En gedraag u, anders pakken we u zo
weer op.’
‘We moeten gauw eens samen lunchen, Dubois,’ zei
advocaat Gillestein. ‘Dan kunnen we wat dingen
doorspreken.’
‘Gezellig, wanneer?’ vroeg hij met een nep
glimlach. Als hij ergens een hekel aan had, was
het een lunch met hem.
Haastig stak Markus de straat over en liep naar
de ingang van justitie. Plotseling liep Isabelle
naast hem en hij keek om zich heen of niemand
hen volgde, omdat hij wist dat zij en Stephan de
eventuele informant waren, en hij wilde absoluut
niet voor onverwachte vervelende situaties komen
te staan. Ze was een adembenemende schoonheid,
maar dat wilde niet zeggen dat ze onschuldig
was.
‘Wil je niet even koffie met me drinken?’ vroeg
ze poeslief.
‘Je was vermist, dame.’
‘Ik wil met je praten.’
‘Hoezo, wil je wat vragen?’ vroeg hij argwanend.
‘Nou, ik heb wat over Arjen ontdekt. Hij heeft
Robert onder dwang meegenomen en dacht dat ik
het niet zag. En volgens mij deed hij het in
opdracht van Stephan. Mijn auto staat hier
vlakbij. Kom op, we gaan een stukje rijden, dan
laat ik je zien waar ik Arjen en Robert voor het
laatst heb gezien.’
‘Prima.’ Hij stapte naast haar in de auto en
keek haar onder het rijden afwachtend aan.
‘Stephan en Arjen praten steeds stiekem met
elkaar. Arjen doet net of hij bij de
rijksrecherche werkt, maar hij en Stephan werken
gewoon voor Mosen.’
‘Hoe weet je dat? Waar heb je ze voor het laatst
gezien? Van mij hoef je de snelweg niet op,’
sprak hij plotseling verontrust. Ze mocht dan
wel een bijzonder mooie dame zijn, maar ze kon
ook samenwerken met Mosen, dus hij moest
voorzichtig zijn. Hij bedacht nu pas hoe dom hij
was geweest om zomaar in haar auto te stappen.
‘Zet me alsjeblieft af, Isabelle, ik wil graag
naar mijn werk.’
Tot zijn grote schrik voelde hij wat achter in
zijn nek. ‘Doe je handen achter je hoofd,
Markus,’ beval een man.
‘Dus je bent wel de informant, Isabelle,’
reageerde hij verslagen.
De man boeide zijn polsen aan de hoofdsteun en
fouilleerde hem. ‘Ik ben trouwens Anton van
Veen, maatje van Mosen. Wij hebben elkaar al
eens eerder ontmoet, maar toen sliep jij.’
‘Aangenaam kennis te maken,’ zei de officier die
even niets anders wist te zeggen. ‘Waar brengen
jullie me naartoe?’ vroeg hij bang.
‘Naar Mosen natuurlijk.’
Hij werd onrustig. ‘Uh, waarom?’
‘Daar heeft hij om gevraagd.’
‘Kunnen we niet een deal sluiten, meneer Van
Veen?’ probeerde hij, wanhopig terugdenkend aan
de vele mishandelingen en bedreigingen gedurende
zijn vorige ontvoering.
‘Nee, dan vermoordt hij ons. Onze opdracht is
jou af te leveren.’
‘Hij zal me laten sterven. Daar was hij de
vorige keer al goed mee bezig.’
‘Mooi. Dan kan hij het nu afmaken,’ zei Van Veen
kil.
Dominique keek rond of hij de vermiste collega’s
zag, maar er was niemand meer aanwezig, met
uitzondering van Peter. Het was ook al laat, dus
ze waren vast naar huis.
‘Ik heb op je gewacht, chef. Helaas heb ik zeer
slecht nieuws voor je,’ zei Peter met rode ogen.
‘En dat is?’ vroeg hij met nog meer hoofdpijn.
Hij staarde naar de grond. ‘Uh, Robert is, uh-’
Dominique had grote ogen. ‘Robert is wat?’
‘Dood.’
Hij liet zich voorover op het bureau vallen en
liet zijn tranen gaan. Peter legde een hand op
zijn schouder en gaf zijn chef een tissue.
Hij snoot hard zijn neus en veegde tranen van
zijn wangen, maar er volgden meteen weer nieuwe.
‘Hoe is het gebeurd?’ snikte hij. Eigenlijk had
hij liever als macho over willen komen, maar dat
lukte gewoon niet. Hij kon niet geloven dat
Robert gestorven was.
‘Hij is vermoedelijk door Isabelle door zijn
hoofd geschoten,’ antwoordde hij zacht. Ook hij
had het moeilijk.
‘Fuck, het was dus toch Isabelle. Waar was Arjen
toen het gebeurde?’ Met zijn mouw veegde hij
weer wat tranen weg.
‘Hij en een receptioniste zijn getuige geweest
van de moord. Isabelle schoot hem koelbloedig
dood en heeft Arjen meegenomen.’
‘Dus hij is ontvoerd,’ zei hij verslagen.
‘Ja. Ik heb er al een team opgezet om hem op te
sporen en een ander team onderzoekt Roberts
dood.’
‘Shit, Peter. Dit is zo onwerkelijk. Ik moet het
nog even verwerken, hoor.’ Hij dacht even na.
‘Ik moet Markus informeren.’ Hij belde meteen,
maar er werd op zijn toestel niet opgenomen, dus
de telefoon werd doorgeschakeld naar de
receptioniste, die vertelde dat de officier niet
aanwezig was. Dominique raakte in paniek, want
Markus had gezegd naar zijn werk te gaan. Dus nu
probeerde hij zijn mobiel te bellen, maar dat
stond uit. Daarna belde hij met Valérie.
‘Hé broertje. Wat moet je?’
‘Uh, is Markus al thuis?’
‘Wat klink je nerveus?’
‘Is hij er?’ drong hij aan.
‘Nee, nog niet. Hoezo?’
‘Fuck. Ik kan hem niet bereiken,’ stamelde hij
wanhopig.
‘Jullie kunnen echt geen seconde buiten elkaar,
hè?’
‘Valérie, toe nou.’
‘Had hij niet een rechtszaak?’
‘Die is allang afgehandeld. Hij komt net bij mij
vandaan.’
‘Dat bedoel ik nou, broertje. Waarom moet je hem
dan nu al weer spreken?’
‘Lief zusje, ik heb het vermoeden dat Mosen hem
weer wil pakken.’
‘Shit. Laat je het weten als je hem hebt
gesignaleerd?’
‘Zal ik doen, liefje. Jij ook, alsjeblieft.’ Hij
hing op en keek naar Peter. ‘Fuck, niet te
bereiken.’ Hij zuchtte diep. ‘Nu weten we in
ieder geval wel eindelijk waarom die gore
crimineel David en Elisa heeft laten leven na
hun gijzeling.’
‘Die schoolkinderen? Hoezo?’
‘Isabelle is zijn vriendinnetje en ze is hun
tante. Ga jij maar naar huis, ik ga hier
slapen.’
Het was al behoorlijk donker toen ze bij een
afgelegen, oude boerderij aankwamen. Isabelle
opende de krakende, houten deur en Mosen wachtte
hen in de hal op.
‘Ha, Markus. Tijd niet gezien.’
‘Dag Mosen,’ zei hij zwakjes. ‘Ik wilde u liever
pas in de cel terugzien.’
‘Je bent net zo’n grappenmaker als die leuke
vriend van je. Zet hem bij Arjen.’
Hij werd naar een klein kamertje gebracht, waar
Arjen op het onderste bed van een stapelbed zat.
‘Hoi Markus, ik zat al op je te wachten.’
‘Hoe wist je dat ik kwam?’ Hij ging naast hem
zitten.
‘Dat had Isabelle gezegd. Mosen wil Dominique
hierheen halen.’
‘Hij gaat ons doden, Arjen,’ zei hij verontrust.
‘Hij kan zich geen fouten meer veroorloven.’
‘Hij heeft Roberts dood al op zijn geweten,’
reageerde Arjen zacht. Een traan rolde over zijn
wang.
‘Wat zeg je?’ Hij hoopte dat hij hem verkeerd
had verstaan.
‘Robert is dood.’
Hij sloot zijn ogen en kon het niet geloven.
Arjen staarde naar een lege grijze emmer die in
de hoek stond. ‘Ik hoop dat Dominique nog een
goed plan heeft om ons hieruit te halen, want
anders is het met ons ook afgelopen.’
De officier keek bedenkelijk. ‘Het is mijn
schuld dat jij hierin betrokken bent geraakt.’
‘Hoezo?’
‘Omdat ik jou gevraagd heb onderzoek te doen
naar Dominiques afdeling. Ik heb je persoonlijk
uitgekozen toen ik over jouw afdeling bij de
rijksrecherche liep.’
‘Het is mijn werk, Markus. Niemand heeft dit
kunnen voorzien. Als je een ander had
uitgekozen, was die erbij betrokken geraakt, dus
het maakt niet zoveel uit.’
Dominique had op het bureau geslapen, hij werd
om half zes kreunend wakker met rugpijn. Valérie
had niet gebeld, dat betekende dat Markus nog
niet terecht was. Hij ruimde de kussens van de
bank op, waarop hij redelijk had geslapen, maar
hij zou blij zijn als hij vannacht heerlijk in
zijn eigen bed kon liggen.
De bel ging en gapend liep hij naar beneden, in
de verwachting dat er collega’s voor de vaste
deur stonden die misschien een keer extra vroeg
wilden beginnen. Maar er stonden onbekende
mannen voor de deur. ‘Goedemorgen heren, kan ik
u helpen?’
‘Ja, hoor.’ Eén van hen trok een pistool.
Hij schrok zich wild en deed een paar stappen
achteruit. ‘Wat wilt u van me?’
‘Handen omhoog, maatje.’ Hij pakte zijn wapen
af. ‘Jij gaat met ons mee, dan gaan we samen een
gezellig ritje maken, Dominique Meyer.’
‘O ja? Daar heb ik absoluut geen zin in. Hoe
weet u trouwens mijn naam?’
‘Schiet hem maar meteen dood,’ adviseerde de
andere vent.
De man met het wapen keek heel even naar zijn
maat en Dominique maakte daar misbruik van, hij
wilde namelijk nog helemaal niet dood. Hij sloeg
hem onmiddellijk bewusteloos. De andere man
begon met hem te vechten en ze rolden op de
stoep over de grond. De kerel lag op hem en
sloeg fanatiek in zijn gezicht. Maar Dominique
zag ineens het wapen vlak naast zich liggen en
bedacht zich geen moment. Hij pakte het en
schoot in de buik van de overvaller, die daarop
stil bleef liggen. Dominique duwde hem van zich
af en boeide hem, tevens checkte hij de andere
man die hevig bloedde en helaas was overleden.
Vlug lichtte hij de hulpdiensten in en het
duurde een paar minuten voordat een politieauto
met sirene aankwam. Hij liet zijn legitimatie
zien en gaf een verklaring. Daarna ging hij weer
naar binnen en waste het bloed zo goed mogelijk
van zijn overhemd. Hij pakte koffie en ging
zuchtend zitten. Met zijn hoofd op het bureau
dacht hij na over de mannen die zijn naam
wisten. Zouden ze in opdracht van Mosen
gehandeld hebben? Of was het gewoon toeval dat
ze hier waren. Maar hoe wisten ze dan hoe hij
heette? Hij was van plan de overlevende
overvaller een keer te horen. Maar nu had hij
andere plannen, en daar had hij officier Tim de
Goede voor nodig. ‘Goedemorgen Tim, met
Dominique.’
‘Markus is er nog niet, hoor,’ aarzelde hij.
Hij zuchtte: ‘Weet ik. Hij komt ook niet, want
hij is weer eens ontvoerd.’
Tim geloofde zijn oren niet.
Dominique vervolgde: ‘Weet je, Markus zou een
arrestatiebevel regelen. Het gaat om Achmed
Ozturk. Er zal wel een dossier in zijn kast of
lade liggen over de zaak Spanno. Jij weet het
vast wel te vinden en anders vraag je het maar
aan Markus’ assistent of secretaresse. Ik wil
die vent heel graag vandaag oppakken. Wil jij
dat bevel voor me regelen?’
‘Ja, dat doe ik. Wat doe je met Markus?’ vroeg
hij nerveus.
‘Er zitten al heel veel mensen op, dus dat zit
wel goed. Ik wacht op het arrestatiebevel, want
het werk gaat door, zou Markus gezegd hebben.’
‘Kijk je goed uit, Dominique? We willen niet nog
meer mensen kwijt raken.’
‘Je klinkt al net zo bezorgd als Markus,’ lachte
hij. Ze hingen op en hij ging aan het werk. Om
half negen checkte hij of iedereen er was en
verzocht Stephan mee te lopen naar zijn
kantoortje. Die was zeer nerveus en was bang dat
hij nu gearresteerd zou worden.
Dominique zette zijn computer aan en keek naar
de jonge rechercheur. ‘Je bent weer vrij om te
gaan waar en wanneer je wilt. Ik verdenk je
nergens meer van.’
Hij was opgelucht, maar wilde zekerheid. ‘Moet
Markus dat niet regelen?’
‘Hij is ontvoerd, en Arjen ook.’
Hij schrok. ‘Door?’
‘Ik vermoed door Isabelle, in opdracht van
Mosen.’
‘En, uh, Isabelle was zeker naast mij de tweede
verdachte?’ vroeg hij voorzichtig.
Hij knikte. ‘Ik neem aan dat zij je mobiel
tijdelijk had gepikt om jou verdacht te laten
lijken. Het spijt me.’ Hij veegde in zijn ogen.
‘Ze heeft Robert koelbloedig vermoord, Steef.’
Stephan staarde zijn chef aan en deed toen zijn
handen voor zijn gezicht. Zachtjes begon hij te
snikken.
Dominique stond op. ‘Het werk gaat door, Steef.
Ben je in staat iemand aan te houden?’
‘Kom je hier weer als politieman?’ glimlachte de
telefoniste van Spanno. Ze keek naar de
bewapende agenten achter hem.
‘Ja. We gaan Achmed aanhouden. Is hij aanwezig?’
vroeg Dominique.
‘Hij zit in zijn kamer of hij is met onderhoud
bezig. Wat heeft hij uitgespookt?’
‘Zeg ik niet, schatje. Het is veiliger voor je
als je zo weinig mogelijk weet.’
‘Heb je een echt wapen op zak?’ vroeg ze met een
blik op zijn heupen.
Hij lachte hard. ‘Wat denk je, Karin?’
‘Ik denk van wel, maar het lijkt me zo eng.
Straks gebeurt er wat met je, en dan moet je
schieten.’
‘Er gebeurde ook wat met me toen ik hier gewoon
als schoonmaker werkte. Misschien trek ik wel
geweld aan, liefje.’
‘Hij heeft vanmorgen nog een overvaller gedood
en diens maat gearresteerd,’ kon Peter niet
nalaten tegen de receptioniste te zeggen.
Dominique liep grijnzend in de richting van de
kantoortjes. Hij hield van zijn werk. Behalve
iemand doden, dat vond hij natuurlijk nooit
leuk. Of nabestaanden over een moord informeren.
Of een collega of familielid verliezen.
Achmed was aan de telefoon en hing verschrikt
op. ‘Wat moet jij hier, smeris?’
‘Ik kom je oppakken, gore leugenaar,’ siste hij
nijdig.
‘Zeg, dat gaat zomaar niet.’
Hij pakte het arrestatiebevel. ‘Wel, hoor, kijk
maar. Ik mag je aanhouden volgens dit bevel.’
Achmed gaf hem onverwachts een duw waardoor hij
tegen de kast aanviel, en rende de gang op.
‘Fuck.’ Hij vloog erachter aan en kreeg hem
uiteindelijk te pakken. Hij pakte hem hardhandig
bij zijn pols en duwde hem tegen de muur aan.
Stephan greep de andere pols, en het duurde niet
lang voor hij geboeid was.
‘Neem die idioot mee,’ hijgde Dominique kwaad.
Achmed werd afgevoerd en de politiemannen
keerden terug naar de Landelijke Recherche.
‘Heeft Mosen gebeld, Angela?’ riep de
recherchechef toen hij binnenkwam.
Ze schudde haar hoofd. ‘Hoe verliep de
arrestatie?’
‘Prima. We hebben hem.’ Hij constateerde dat het
bijna half elf was. ‘Ik zit in mijn kamer en wil
liever niet gestoord worden, tenzij jullie
nieuws hebben over Markus of Arjen.’
Hij zat nog maar net toen de telefoon ging. Het
was een buitenlijn en daar ergerde hij zich
over. Toen hij hier net werkte, liepen de meeste
telefoontjes via Angela. Hij vroeg zich af
waarom dat nu niet meer zo was. Vermoedelijk
kenden de bellers zijn doorkiesnummer inmiddels.
‘Dominique Meyer.’
‘Ik heb twee dingen voor je.’
‘Fuck, Mosen. Die twee dingen wil ik heel graag
terug,’ schreeuwde hij woedend.
‘Weet jij dan wat ik bedoel?’
‘Ja, gore loser. Ik wil officier Dubois en
rechercheur Goezinne terughebben. U denkt zeker
maar dat u iedereen van straat mag plukken,
imbeciel!’
‘Hé, ik haat het als je scheldt. Ik zal Markus
ervoor straffen.’
Hij schrok. Hij had zich veel teveel laten gaan
door zijn emoties. ‘Het spijt me. Laat officier
Dubois alstublieft met rust. Wat wilt u?’ Mosen
had in ieder geval wel toegegeven dat hij Markus
in gijzeling had.
‘Dat hoor ik graag. Dat je zo nederig tegen me
doet, smeris.’
‘Waarom moest rechercheur De Vocht dood?’
Mosen lachte hard, tot grote ergernis van
Dominique. ‘Robert was een grote bemoeial en hij
was jouw plaatsvervanger. Wie kon ik nou beter
laten mollen dan hem?’
‘Niemand. U hoefde helemaal niemand te laten
doden, ik doe toch wel wat u zegt.’
‘Jij ontsnapt mij te vaak, smeris. Maar goed,
drie maal is scheepsrecht. Ik heb wat leuks in
gedachten.’
‘Zeg het maar. Ik speel mee als u de gijzelaars
laat gaan.’
‘Nee, je weet dat ik het spelletje anders
speel.’
Hij wreef zuchtend in zijn gezicht. ‘Had u die
twee sukkels op mij afgestuurd om mij te
pakken?’
‘Zeg, ik ga je wat zeggen, stoor me dan niet!’
Hij zweeg.
‘Jij komt hierheen met je vriend.’
Hij dacht aan Markus, maar Mosen had net gezegd
dat hij Markus zou straffen. ‘Welke vriend?’
‘Willem.’
‘Pardon? Wie zegt u?’
‘Je hoorde me wel. Markus en Arjen overleven het
niet als jullie niet komen. Ik laat je nog weten
wanneer, hoe en waar.’ Hij hing op.
‘Shit.’ Hij liep nadenkend zijn afdeling op.
‘Kent iemand een collega die Willem heet?’
Niemand gaf antwoord.
‘Er moet toch iemand zijn? Mosen belde net en
zei dat ik met mijn vriend Willem moest komen,’
mompelde hij in zichzelf.
Stephan keek op. ‘Mosen? Hij bedoelt Willem
Jongsma.’
‘Wat zeg je?’
‘Willem Jongsma, die crimineel van Spanno.’
Hij bekeek zijn jongste rechercheur
onderzoekend. ‘Hoe kom je daarop, Steef?’
‘Je bent een keer samen met hem ontvoerd en wie
weet zat Mosen daar wel achter. Hij houdt
namelijk wel van spelletjes spelen. Je kreeg
daar toch diezelfde nieuwe drugs als toen bij
Laura van Asten? Misschien heeft Mosen die drugs
Nederland wel binnen gesmokkeld. En Willem
Jongsma heeft trouwens een aantal van die gasten
gedood, dus daar zal Mosen wel pissig om zijn.’
Hij hief zijn armen. ‘Great. Ik weet niet eens
hoe ik hem kan bereiken. Shit.’
33
Arjen leunde tegen de muur en probeerde door het
kleine raampje te kijken. Maar het zat veel te
hoog en waarschijnlijk was het ook nog nooit
gelapt, dus veel kon hij er niet door zien.
Markus zat op het bed en staarde voor zich uit.
De muren in het kamertje waren grauw en zaten
onder de vlekken van platgeslagen insecten. Op
de vloer lag een oud, grijs zeil. De houten deur
was waarschijnlijk nog nooit gelakt, hij viel
bijna uit elkaar van ellende.
‘Heb je nog een beetje geslapen, Arjen?’
‘Nee. Jij?’
‘Nee, ook niet. Je lag geen seconde stil.’
‘Sorry.’ Arjen zuchtte bezorgd. ‘We maken geen
kans om hieruit te komen, Markus.’
‘Weet ik. We zullen op Dominique moeten
wachten.’
Plotseling stormde Mosen naar binnen en trok de
officier ruw aan zijn haren overeind. Hij werd
bang en kneep zijn ogen strak dicht, denkend aan
zijn vorige ontvoering. ‘Wat wilt u?’
Hij gaf geen antwoord, maar liet hem door Douwe
Kroon vasthouden en sloeg hem meerde malen.
‘Laat hem gaan, Mosen,’ riep Arjen, maar de
crimineel was door het dolle heen.
De officier viel na de mishandeling op de grond.
Arjen hielp hem overeind toen Mosen en Kroon de
kamer hadden verlaten. ‘Hij was behoorlijk boos
en ik vraag me af waarom. Misschien heeft hij
met Dominique gebeld en heeft die iets gezegd
wat verkeerd viel.’
‘Dominique lokt hem misschien wel uit,’ kreunde
Markus zacht.
‘Fijn voor jou, hij moet zich leren gedragen.’
‘Hij moet Mosen pakken, Arjen, dat is zijn
werk.’
‘Ga je mee, chef?’ vroeg Peter.
‘Gezellig. Waar gaan we heen?’
‘Achmed en zijn advocaat willen met ons praten.’
Dominique keek bedenkelijk. ‘O. Dus niet zo
gezellig. Gaat Stephan ook mee?’
‘Ja, hij staat allang al te wachten.’
Michelle Kuijt was een mooie, redelijk jonge
advocate. Ze had haar lange, blonde haren in een
staart gebonden en keek de rechercheurs stralend
aan. ‘Dag, ik ben advocaat Kuijt. Neem
alstublieft plaats.’
Stephan ging naast zijn chef zitten. Hij had nog
niet echt veel verhoren meegemaakt en was trots
een keer bij een verhoor te zitten waar zijn
chef bij aanwezig was. Peter bleef bij de deur
staan en stopte wat verse kauwgom in zijn mond.
‘Hoe gaat het, ex-collega?’ vroeg Dominique
sarcastisch.
‘Klootzak.’
‘Waarvoor is mijn cliënt opgepakt, heren?’ vroeg
Michelle, voordat een woordenwisseling uitbrak.
‘Hij wordt onder andere verdacht van het
aanzetten tot ontvoering, verkrachting,
bedreiging en moord. Kijk, hij bracht collega’s
steeds in contact met mensen die graag iemand
afgeslacht zagen worden voor een leuk bedrag.’
‘Ik ben onschuldig.’
Dominique schaterde. ‘Tuurlijk. Als jij
onschuldig bent, ben ik crimineel.’
Michelle fronste haar wenkbrauwen.
‘Achmed, ik neem aan dat je weet dat je
zwijgrecht hebt. Hoe lang zit jij nou al in deze
smerige business?’
‘Welke business, Dominique?’
‘Niet zo onnozel doen. Je weet echt wel waar ik
het over heb.’
‘Geen flauw idee.’
‘Goed, je wilt dus niet meewerken. Dan probeer
ik het anders. Officier Dubois heeft jouw
collega, Gerrit Schooneveld, aangeboden een
lagere straf te eisen als hij de contactpersoon
zou verlinken. En wat denk je? Hij heeft jouw
naam genoemd,’ grijnsde hij vals.
‘Hij liegt,’ snauwde hij. Spetters speeksel
vlogen in de rondte en Dominique keek er met een
vies gezicht naar. Stephan veegde zijn hand vlug
droog aan zijn broek en Peter grinnikte bij de
deur. Stephan wierp hem een dodelijke blik toe.
‘Dat geloof ik niet, Achmed,’ sprak Dominique
heel rustig.
‘En hem geloof je wel?’
‘Waarom niet? Weet je, Achmed, ik kan voor jou
ook wel wat doen.’ Hij knipoogde naar de
schoonmaker.
‘Wat dan?’ vroegen hij en de advocaat in koor.
Stephan liet van schrik zijn pen vallen. De
recherchechef had zijn medewerkers hier helemaal
niet op voorbereid.
De rechercheur boog voorover en fluisterde.
‘Niet tegen anderen zeggen, hoor, maar ik ga jou
ook aanbieden dat de officier een kortere
celstraf eist als je iets voor me doet.’ Hij gaf
de verdachte een vette knipoog.
‘Dat kan alleen een officier aanbieden, jij hebt
niets met celstraffen te maken, dus ik geloof je
niet.’
‘Toch kan het in dit bijzondere geval wel,
Achmed. De officier van justitie is het zeker
met mij eens. Wat denk je, werk je mee of zal ik
je gewoon in je cel weg laten rotten?’
Peter grijnsde bij de deur en blies een
ballonnetje. Hij keek geïrriteerd naar zijn neus
toen de kauwgom daaraan bleef plakken. Met grote
moeite kon hij het kleverige spul er vanaf
trekken. Stephan keek ernaar en kon een glimlach
niet onderdrukken.
‘Kan die lummel daar bij die deur niet weg? Hij
irriteert me matelaas,’ siste Achmed boos.
Dominique keek naar Peter en zag hem stoeien met
zijn kauwgom. Hij kon zijn lachen bijna niet
houden, maar probeerde serieus te blijven. ‘Mij
niet, dus hij blijft gewoon staan. Ik begrijp
dat je er niet op in gaat?’
‘Wat is uw voorstel, rechercheur Meyer?’ vroeg
Michelle nieuwsgierig.
‘Ik wil een afspraakje maken met Achmeds
collega, Willem Jongsma, want ik mis hem zo
vreselijk, maar ik heb geen flauw idee hoe ik
hem kan bereiken. En ik heb er heel veel voor
over.’
‘Dus je wilt zijn mobiele nummer?’ vroeg Achmed
ongelovig.
‘Ja. Heel erg graag.’
‘Wat moet je met Willem?’
‘Dat gaat jou toch niets aan?’
‘Dan zeg ik niets.’
Hij schoof zijn stoel naar achteren en stond op.
‘Dan krijg je ook geen strafvermindering. Ga je
mee, Steef?’
‘Misschien bel ik hem wel voor je,’ reageerde
Achmed haastig.
‘En dan?’ Dominique ging weer zitten en wachtte
geduldig zijn antwoord af.
‘Dan kan hij zelf beslissen of hij jou wil
bellen. Maar ik wil dat je belooft dat dit niet
is om hem op te pakken.’
‘Dus we hebben een deal?’
‘Beloof het, smeris.’
‘Ik beloof het, ik pak hem niet op. Dat kan ook
niet, want hij heeft voldoende vrienden die mij
kunnen terugpakken en daar heb ik niet zoveel
zin in. Ik mis hem echt, dus maak er alsjeblieft
haast mee.’
De vrouwelijke rechercheur bekeek hem
onderzoekend. ‘Van de Landelijke Recherche, zei
u?’
‘Ja. Ik wil die vent graag verhoren, want hij
heeft waarschijnlijk belangrijke informatie voor
me.’
‘Ik zal hem naar een verhoorkamer laten
brengen.’ Ze wees naar een deur verderop. ‘Wacht
u daarbinnen maar op hem.’
Dominique nam koffie mee naar de kamer en een
paar minuten later kwam ze weer bij hem. ‘Hij
komt zo, maar mijn baas wil dat ik bij het
verhoor aanwezig ben.’
‘Graag. En uw naam is?’
‘Andrea Kuipers. Ik werk hier nog niet zo lang,
nog maar een halfjaar.’
‘Als rechercheur?’
‘Klopt. Mijn eerste baantje als rechercheur.
Mijn chef vindt mij trouwens talentvol,’ sprak
ze trots. ‘Ik had de opleiding gedaan, maar was
zwanger geworden. Mijn vriend, met wie ik
inmiddels getrouwd ben, wilde ook rechercheur
worden, maar is een paar jaar jonger dan ik. We
hebben nu drie kinderen, twee dochters en een
zoontje. Mijn man werkt trouwens sinds kort ook
bij de Nationa-’
Hij gaapte en onderbrak haar. ‘Zeer interessant.
Weet je, Andrea, zullen we het over het verhoor
hebben?’
‘O. Goed, hoor.’
‘Ik wil hem redelijk hard aanpakken, maar
misschien kun jij de lieve agent spelen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik laat duidelijk merken dat ik hem hard wil
aanpakken en laat jou dan even alleen met hem.
Dan breng jij hem tot bedaren en maakt hem
duidelijk dat ik niet zo aardig ben.’
‘Ben je dat dan ook echt niet?’
‘Nee, niet echt,’ grijnsde hij. ‘Maar goed, ik
wil gewoon wat informatie uit hem trekken. Na
een tijdje laat jij ons alleen en dan moet het
gewoon lukken. Afgesproken?’
‘Ik zal het proberen. Ik heb nog nooit zo’n
soort verhoor afgelegd.’
‘Eens moet de eerste keer zijn. Hé, vergeet niet
dat ik niet boos op jou ben, ook al zal ik zo
direct onaardig
tegen je doen.’
De verdachte kwam binnen en keek Dominique
nijdig aan.
De recherchechef haalde zijn schouders op.
‘Goedendag. Ik zal mezelf niet voorstellen, want
u wist mijn naam op de één of andere manier al.
U hebt zwijgrecht en het recht op een advocaat.
Wat is uw naam?’
De arrestant wendde zijn hoofd af.
‘Zeg uw naam maar,’ zei Andrea zacht. ‘Maak het
uzelf niet zo moeilijk.’
De jonge vent glimlachte naar haar. ‘Michel de
Jong, schatje.’
‘Hé, ze is uw schatje niet.’ Dominique stond op
en ging dreigend bij hem staan. ‘Wat kwamen
jullie die vroege ochtend bij de Landelijke
Recherche doen? Toevallig was ik daar aanwezig.
Was dat wel toeval?’
‘Nou, we zochten een paar euro om condooms te
kopen. En we hoopten dat jij wat aan ons kon
lenen.’
Hij trok hem uit zijn stoel en gooide hem tegen
de muur aan. ‘Wat zei u?’ hijgde hij vlak bij
zijn gezicht. ‘Ik ben niet gek, hoor. Neem een
ander in de maling.’
Michel was flink geschrokken. ‘Dat is
mishandeling, Dominique Meyer.’
‘Hij heeft gelijk, Dominique,’ vond Andrea. ‘Doe
eens rustiger.’
De recherchechef keek haar boos aan. ‘Ik ben
jouw meerdere, dus je hebt er helemaal niets
over te zeggen,’ snauwde hij.
‘Sorry.’ Ze wist even niet of hij het nou wel of
niet meende. Maar toen dacht ze weer aan zijn
woorden. Hij zou niet echt boos op haar zijn,
had hij gezegd.
‘Nou, wat kwamen jullie doen?’
‘Jou ontvoeren, macho,’ antwoordde Michel zo
zelfverzekerd mogelijk.
‘Waarom?’
‘Om je lekker te pakken. We zouden je meenemen
naar een afgelegen plekje, zodat niemand ons kon
storen.’
Hij keek fronsend. ‘O ja? Hoe wisten jullie dat
ik daar al zo vroeg was? En hoe kwamen jullie
aan mijn naam?’
‘We hadden van te voren een mooie vent
uitgezocht en op internet stond jouw naam er
keurig bij, en ook waar je werkte. We hadden je
al langer in de gaten gehouden, dus we wisten
dat jij op je werk geslapen had.’
Hij liet hem nu los en keek hulpeloos naar
Andrea. ‘Mijn koffie is koud geworden. Ik haal
even nieuwe, goed? Red je het even alleen met
die griezel?’
Ze knikte, maar was wel zeer nerveus. Blijkbaar
had hij veel ervaring met dit soort verhoren,
bedacht ze, maar zij had die ervaring nog niet.
Dominique liep weg.
‘Laat hij je zomaar alleen, liefje?’
‘Dat doet hij wel vaker. Zeg, u moet hem niet
boos maken, hoor. Hij kan nogal agressief zijn.
Ik heb weleens gezien dat hij een arrestant
compleet voor rot had geslagen. Hij heeft een
hoge functie, dus hij zal er nooit voor gestraft
worden.’ Andrea was best trots op zichzelf dat
het liegen haar zo gemakkelijk afging. Ze hoopte
dat Dominique het op deze manier goed genoeg
vond. ‘Hebt u net de waarheid verteld?’
‘Ja.’
‘Bent u homo?’
‘Natuurlijk, je denkt toch niet dat ik een vent
wil naaien als mij dat niet aanstaat?’
‘Ik weet niet wat criminelen willen, hoor.
Hadden jullie dit allemaal zelf bedacht?’
‘We hadden opdracht gekregen.’
‘Van wie dan?’
‘Ga ik jou zeggen. Dan kan ik mezelf nu meteen
wel doodschieten.’
‘Hoezo?’
‘Mijn opdrachtgever vermoordt me als ik zijn
naam noem.’
Dominique kwam binnen met koffie en ging pal
naast de verdachte zitten. ‘Dus u vindt me
aantrekkelijk?’ glimlachte hij.
‘Ja,’ antwoordde de verdachte onzeker.
‘Dat doet me eigenlijk wel wat. Maak de volgende
keer alstublieft een afspraakje, want ik hou er
namelijk niet zo van als ik ontvoerd word.
Goed?’
Michel de Jong keek hem verbluft aan. ‘En wat
gebeurt er nu met me?’
‘Nu gaat u mij de naam van uw opdrachtgever
geven.’
‘Opdrachtgever?’ stamelde Michel.
‘Ja, u denkt toch niet dat ik zomaar geloof dat
jullie mij toevallig op internet hadden
opgezocht en bedacht hadden dat ik maar ontvoerd
en verkracht moest worden.’
‘Waarom niet?’
‘Toe nou, Michel. Ik ben met gevaarlijke zaken
bezig. Ik weet heus wel hoe de naam van uw
opdrachtgever is, hoor. Zal ik het zeggen?’
Hij knikte heel langzaam.
‘Mosen.’
De arrestant schrok zich wild.
‘O, Andrea, ik ben eigenlijk vergeten dat vriend
Michel ook wel koffie lust. Haal het eens voor
dat lekkere ding.’
‘Waarom? Ik wil hem liever niet bij jou alleen
achter laten.’
Hij stond op en ging dreigend naast haar staan.
‘Ik ben je meerdere. Of zal ik met mijn
medechefs overleggen dat jij maar gedegradeerd
moet worden, of nog erger, ontslagen?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ik ga al.’ Ze vluchtte de
kamer uit.
Michel staarde haar na en keek toen angstig naar
Dominique die op dat moment poeslief naar hem
lachte: ‘Zal ik je handboeien losmaken? Dat
waren we eigenlijk vergeten.’
‘Wat wil je, Dominique Meyer?’ hijgde hij
argwanend.
‘Ik wil wel even plezier met je maken. Daarom
ben je toch in eerste instantie bij me gekomen?’
De jonge arrestant transpireerde flink.
‘Kleed je maar uit, Michel.’ Hij draaide de deur
op slot. ‘Of wil je soms dat ik je daarbij
help?’
‘Ga je mij nu verkrachten?’ vroeg hij onzeker.
‘Wat dan? Wil je er onderuit komen?’
‘Ja, graag.’
‘Dat kan maar op één manier. Heb je al bedacht
hoe?’
Hij boog zijn hoofd. ‘Ja, ik zal meewerken. Het
is inderdaad Mosen. We moesten jou flink bang
maken door je goed te pakken te nemen. Hij
vertelde dat jij had gezegd dat je absoluut niet
op mannen valt en dat hij daarom expres homo’s
op jou af wilde sturen. We kregen er leuk voor
betaald en toen ik jouw foto had gezien, had ik
er geen problemen meer mee. Ik doe het liever
niet met een lelijke vent.’ Hij durfde de
rechercheur niet aan te kijken.
Dominique liep naar de deur en draaide hem van
het slot af. Andrea kwam binnen met koffie voor
Michel.
‘Drink uw koffie, Michel. Ik wil u laten gaan en
zal ervoor zorgen dat u bewaking krijgt totdat
Mosen achter slot en grendel zit. Ik denk dat u
niet zo’n slechte jongeman bent. Probeer er de
volgende keer alstublieft rekening mee te houden
dat niet alle mannen verkracht willen worden.
Als u wilt vrijen, kan dat ook op een andere
manier, goed?’
De jonge arrestant vond alles prima, als hij
maar niet meer bij Dominique hoefde te blijven.
De rechercheurs liepen naar de uitgang. ‘Je hebt
het voortreffelijk gedaan, Andrea. Echt uit de
kunst.’
Ze keek hem verrast aan. ‘Meen je dat?’
‘Ja. Je bent een talentje, je chef heeft gelijk.
Ik heb dankzij jou alles uit hem gekregen.’
‘Ik vond het een eer met jou een verhoor af te
nemen.’
Hij gaf haar een hand. ‘Dat is wederzijds,
Andrea. Misschien komen we elkaar wel weer eens
tegen. Ik hoop het.’
‘Ik denk van wel, want mijn man werkt, net als
u, bij de Natio-,’ maar hij hoorde het niet
meer. Hij liep al weg.
Dominique nam zaken door met Angela, toen
plotseling de deur van de afdeling werd
opengegooid. ‘Waar is jullie chef, Dominique
Meyer?’ schreeuwde de stevig gebouwde man.
Hij nam een slok koffie. ‘Hé, Alex de
loodgieter. Tijd niet gezien, man,’ grijnsde
hij. ‘Wat komt u doen? Heeft het baasje haar
hondje naar mij toegestuurd?’
Alle collega’s keken verbaasd van Alex naar
Dominique.
De loodgieter rende onverwachts naar hem toe en
gaf een harde klap tegen zijn hoofd. Hij zag
sterretjes en ging tegen de vlakte. Zijn beker
met koffie vloog verderop tegen de muur.
Langzaam druppelde de koffie naar beneden en
Angela staarde er met open mond naar.
De rechercheurs stonden klaar om in te grijpen,
maar wachtten op het teken van hun baas.
Dominique krabbelde moeizaam overeind. Alex had
opeens een mes in zijn hand en greep hem van
achteren, met het mes tegen zijn keel. ‘Zeg je
collega’s dat ze hun handen omhoog doen, anders
snijd ik je strot door.’
Hij knikte. ‘Als ze u hadden willen oppakken,
was dat allang al gebeurd. Wat wilt u, Alex?’
hijgde hij.
‘Je huis wordt niet verkocht, begrepen? Je hebt
er een makelaar op af gestuurd, idioot.’
‘Waarom mag ik niet verkopen? Het is mijn
eigendom.’
‘En van Charell.’
‘Had u gedroomd.’
‘Dat zei ze.’
‘Had zij gedroomd dan. Ik heb via de notaris
geregeld dat alles alléén van mij is. Dat weet
zij trouwens heus wel.’
Alex duwde hem hardhandig tegen de muur.
‘Shit, Alex, doe nou eens rustig.’
‘Zorg er nou maar voor dat dat huis eigendom van
Charell wordt.’
‘Nee.’
Hij drukte het mes harder tegen zijn keel.
De politieman probeerde te bedenken hoe hij zich
hieruit kon redden. ‘Weet u wat? Jullie mogen
erin blijven wonen totdat het verkocht is. Het
geld van de woning heb ik namelijk nodig, dus ik
wil het wel verkopen,’ loog hij.
‘Hoe lang gaat dat duren?’
‘Dat hangt er vanaf. Ik weet niet wanneer iemand
het wil kopen, Alex.’
‘En wat moeten wij dan?’
‘Hebt u zelf dan geen huis?’
‘Daar woont mijn vrouw in.’
‘Wat een zootje, Alex. U bent getrouwd en papt
aan met een andere getrouwde vrouw. Dat is toch
niet meer normaal?’
‘Zij is veel mooier.’
‘En ze was van mij. U hebt haar afgepikt.’
‘Ze verleidde me zelf.’
‘Dat geloof ik niet.’
‘Het is toch zo. Geloof het nou maar. Ze vindt
mij trouwens veel beter in bed,’ sprak hij
trots, terwijl hij de rechercheur van top tot
teen bekeek.
Dominique sloeg zijn ogen neer. ‘Fuck. Dat zal
wel,’ mompelde hij. ‘Goed, jullie kunnen het
huis huren zolang als jullie willen,’ beloofde
hij, ‘maar dan wil ik wel elke maand geld zien
en dan zal ik niet zeuren dat jullie eruit
moeten.’
‘Voor hoeveel?’
‘Duizend euro per maand.’
‘Is dat niet wat veel?’
‘Voor zo’n woning is het een lachertje.’
‘Ik zal het overleggen met Charell. Krijgt zij
helemaal niets na de scheiding?’
‘Nee, alles is van mij. Zij had helemaal geen
cent toen wij trouwden. Ik had een erfenis
gekregen en heb dat altijd op mijn eigen naam
laten staan. En ik verdien natuurlijk best goed,
zij niet.’
Alex bekeek de rechercheur nu grijnzend. ‘Ik heb
in je afschriften gekeken en zag dat je een
vette miljonair bent.’
‘Vuile schoft. Ik kijk toch ook niet in uw
privégegevens,’ riep hij woedend.
Alex hield het mes nog steeds tegen zijn keel.
‘Je mag wel wat aardiger tegen me doen. Ik heb
het wapen in mijn hand.’
‘Neem me niet kwalijk. Zou u alsjeblieft niet
meer in mijn afschriften en andere privégegevens
willen kijken?’ zei hij overdreven vriendelijk.
‘Moet je ze maar ophalen.’
‘Ik heb daar eigenlijk nog niet zoveel tijd voor
gehad, maar ik kom binnenkort langs. En dan wil
ik meteen horen of jullie ingaan op mijn aanbod
om het huis te huren. Dan kan ik daarna de
makelaar bellen dat de verkoop eventueel niet
doorgaat. En ik zal een officieel huurcontract
op laten stellen. Is dat goed?’
‘Oké. En dan kunnen we meteen afspreken hoeveel
geld jij voor die foto’s van jou met Markus
geeft,’ sprak hij met een valse grijns. ‘Is het
nou lekkerder met een vent? Charell wist
trouwens niet dat je van SM hield.’
Dominique staarde zwijgend naar de grond. Alex
liep zonder nog wat te zeggen de deur uit.
Dominique ging verslagen zitten. Hij dacht na
over de foto’s die door Charells detective waren
gemaakt en wist bijna zeker dat die tijdens hun
gijzeling bij Mosen waren gemaakt. Markus lag
vastgebonden op bed en Dominique had onder
invloed van drugs gehandeld. Hij voelde een
woede opkomen. Die detective had de politie
moeten inseinen, dan hadden ze eerder bevrijd
kunnen worden.
Katinka verstoorde zijn gedachten doordat ze
binnenkwam, en vol zelfvertrouwen sprak: ‘Ik heb
geloof ik heel goed nieuws, chef.’
‘Ga zitten, meisje. Vertel eens.’
‘Een getuige heeft bevestigd dat Achmed
inderdaad de contactpersoon was en hij vertelde
ook dat Achmed de namen John Zomer, Gerrit
Schooneveld en Willem Jongsma een keer heeft
laten vallen.’
Hij rukte de blocnote uit haar handen. ‘Is dit
de naam van de getuige?’
Ze knikte beduusd, want zo’n overweldigende
reactie had ze niet verwacht.
Hij liep naar de deur en riep Peter en Stephan.
‘Wat moet je, baas?’
‘Ik wil dat jullie nu meteen een belangrijke
getuige opzoeken. Hij schijnt vier namen genoemd
te hebben en ik wil dat zeker weten. Als het
echt zo is, hebben we ze te pakken.’
‘Geef het adres maar, we gaan meteen,’ zei
Stephan.
Dominique gaf het en hoorde op dat moment zijn
telefoon gaan. ‘Goedemorgen, Dominique Meyer.’
‘Je neemt meestal zo keurig op, dat vind ik heel
leuk.’
‘Mosen, ik vind het altijd heel erg aangenaam u
aan de telefoon te hebben. We kunnen samen zo
gezellig babbelen, vindt u niet?’ reageerde hij
sarcastisch.
‘Leugenaar. Hé, je vriendje heeft hoofdpijn.’
‘Wat hebt u met hem gedaan?’ riep hij
verontrust.
‘Straf gegeven. Dat had ik je toch beloofd?’
‘Mosen, vertel alstublieft wat u hebt gedaan,’
smeekte hij nu.
‘Alleen maar een paar klappen gegeven. Hij viel
huilend op de grond. Hij wilde alleen door jou
getroost worden.’
Hij sloot zijn ogen en voelde tranen langs zijn
wangen lopen. ‘Shit. Is hij alleen of zit hij
bij rechercheur Goezinne?’
‘Ze zitten gezellig saampjes bij elkaar.’
Dat stelde hem een beetje gerust. Hij wist dat
Arjen de officier zoveel mogelijk zou steunen.
‘Waar?’
‘Niet zoveel vragen stellen, smeris.’
‘Ligt hij weer vastgebonden op een bed?’
‘Ik hou niet van jouw vragen, Dominikie. Hou
ermee op.’
Hij zweeg.
‘Goed zo. Zo ken ik je weer. Ga vriend Willem
bellen.’
‘Willem Jongsma is mijn vriend niet en tevens
kan ik hem niet gemakkelijk bereiken.’
‘Jij vindt vast wel een oplossing. Anders gaat
Markusje er als eerste aan en daarna heb ik
Arjen nog.’
‘Ik doe mijn best,’ zuchtte hij.
‘Zeg, smeris, ik heb nog meer explosieven
geplaatst, want ik heb gehoord dat je die andere
had gevonden. Wat ga je eraan doen?’
‘Shit, Mosen. Ik heb geen tijd om daarnaar te
laten zoeken,’ sprak hij wanhopig.
‘Jammer voor al die mensen, want je kunt beter
naar die explosieven zoeken dan naar mij of naar
je vriendjes.’
Dominique zuchtte nog een keer en deed zijn
uiterste best vriendelijk te blijven. ‘U hebt
gelijk. Kunt u mij alstublieft een tip geven?’
‘Deze keer niet, smerisje. Zorg ervoor dat je
Willem te pakken krijgt. Als dat niet vlug
gebeurt, gaan je vriendjes eraan, en al die
mensen.’
‘Ik zorg ervoor. Hou die explosieven alstublieft
nog heel, goed?’
‘Misschien.’ Hij hing op.
‘Fuck.’ Woedend gaf hij een schop tegen zijn
bureau. Vervolgens belde hij met Markus’
collega. ‘Tim, wil jij misschien met mij Achmed
Ozturk nog een keer verhoren?’
‘Eigenlijk heb ik geen tijd, want ik heb het
druk met het werk van Markus, maar ik ga wel met
je mee en ben over een paar minuten bij je. Je
verdachte zal toch door een officier gehoord
moeten worden, en aangezien Markus er niet is,
zal ik het over moeten nemen.’
‘Dank je wel.’ Hij hing op en vroeg zich af waar
Mosen hen vasthield. Hij had rechercheur Jean
Veiga in Tilburg al gebeld het hotel nog een
keer te doorzoeken, maar daar zaten alleen maar
kakkerlakken en ander ongedierte. Verder had hij
geen concrete aanwijzingen voor hun
vermoedelijke verblijfplaats. Mosen had helaas
niets losgelaten en er waren tot nu toe ook niet
veel bruikbare tips binnengekomen. Maar hij was
van plan de topcrimineel deze keer uit te
schakelen, op wat voor manier dan ook. Hij dronk
vlug zijn koffie op, en liep vervolgens met Tim
de Goede naar beneden, hem intussen informerend
over zijn verhoormethode.
Achmed Ozturk keek geïrriteerd. ‘Jullie zijn pas
nog geweest.’
‘Het spijt me, maar ik heb iets belangrijks. Dit
is trouwens officier van justitie Tim de Goede,
hij is de plaatsvervanger van officier Dubois.
Mijn collega’s zijn er niet bij, want ze
verhoren een zeer belangrijke getuige.’
‘Wat is dat dan voor getuige?’
‘Iemand die namen heeft genoemd. Onder andere
jouw naam.’
‘Hij liegt.’
‘Iedereen liegt volgens jou. Misschien ben jij
wel degene die liegt.’
‘Wat wil je nou van me, smeris?’
‘Ik wil Willem Jongsma graag spreken, want ik
kan echt niet zonder hem. Heb je hem nou al
gebeld?’
‘Nee.’
‘Officier De Goede gaat akkoord met een lagere
eis, als je tenminste meewerkt.’ Hij legde zijn
mobieltje op tafel. ‘Bellen.’
‘Nee.’
‘Nu, Achmed. Laatste kans, anders ga je gewoon
lekker twintig jaar de bak in,’ sprak hij
dreigend.
‘Je zegt maar wat.’
‘Hij heeft gelijk, meneer Ozturk,’ zei Tim. ‘Ik
ga twintig jaar eisen. Er gaan er zeker vijf
vanaf als u nu belt.’
‘Bellen, Achmed,’ zei de recherchechef weer.
‘Zeg Jongsma dat ik hem heel erg mis en dat ik
een heel interessant voorstel voor hem heb.’ Hij
draaide zich om, zodat Achmed rustig het
telefoonnummer kon intoetsen.
Hij was te verbaasd om er tegenin te gaan en
belde. ‘Hé Willem, met Achmed. Pak een pen en
schrijf op.’ Hij las Dominiques telefoonnummers
op vanaf een visitekaartje. ‘Heb je ze
genoteerd? Dit zijn twee nummers van die
vervelende rechercheur Dominique Meyer. Via via
heb ik vernomen dat je hem moet bellen, want hij
schijnt je te missen en wat interessants voor je
te hebben. Als je niet geïnteresseerd bent, hoef
je niet met hem in zee te gaan. Maar waarom zou
je hem niet bellen.’ Hij hing snel op.
Dominique lachte tevreden. ‘Keurig gesproken. Ik
hoop dat hij snel belt. Tim, uiteraard mag
Achmed voorlopig nog niet naar huis, maar ik
neem aan dat jij lager gaat zitten met je eis.’
Hij was het hiermee eens en gaf Achmed een hand.
Daarna gingen Dominique en Tim elk naar hun
eigen werk.
Niet lang daarna ging Dominiques telefoon en hij
werd nerveus. Zou het Mosen zijn of Jongsma? De
ene of de andere crimineel. Hij nam op.
‘Dag meneer Meyer, u spreekt met makelaar Bos.’
Hij gaf een zucht van verlichting. ‘O gelukkig,
meneer Bos. Ik verwachtte iemand anders. Wat
hebt u voor me?’
‘Uw huis is inderdaad anderhalf miljoen waard.’
‘Dat dacht ik al. Zeg, waarschijnlijk ga ik het
voorlopig verhuren, dus dan zou u het niet
hoeven te verkopen. Zal ik u terugbellen als dat
huren niet doorgaat en ik alsnog van mijn woning
af wil?’
‘Dat is prima, meneer Meyer. U bent de klant en
zoals u weet, is de klant koning.’
‘Goed, dan is dat afgesproken. Dank u wel,
meneer Bos.’
Meteen ging de telefoon weer. ‘Fuck.’ Hij keek
ernaar en ademde diep in. ‘Goedemorgen,
Dominique Meyer.’
‘Willem Jongsma. Ik hou het kort, want jullie
hebben de naam lijnen te traceren.’
Hij was zeer verheugd dat hij belde en eigenlijk
had hij het niet verwacht. ‘Vertrouwt u mij,
meneer Jongsma?’
‘Nee, voor geen cent.’
‘Geloof me, ik traceer op dit moment niets, want
ik wil graag uw medewerking.’
Jongsma zat in restaurant Mon Amour aan het
vertrouwde tafeltje in de hoek en glimlachte
zowaar toen Dominique eraan kwam. ‘Dag smeris,
kom eens even gezellig bij me staan.’
Hij keek verbaasd, maar gehoorzaamde wel.
Jongsma fouilleerde hem en pakte zijn wapen af.
De rechercheur ging er niet tegenin, want hij
had echt zijn hulp nodig.
‘Ga zitten en bestel bier.’ Hij keek goed om
zich heen, om zich ervan te verzekeren dat er
geen politie in de buurt was.
‘Wilt u ook lunchen? Ik betaal.’
‘Wat neem je?’ vroeg hij argwanend.
‘Ik vind tosti’s hier altijd erg lekker. Die
hadden we de vorige keer ook, weet u nog?’
‘Is goed. Als je maar niet zo achterlijk doet
als de eerste keer,’ snauwde hij. ‘Dus niet
ingrijpen bij een overval.’
Dominique wenkte de ober voor de bestelling en
keek weer naar Jongsma. ‘Eigenlijk zit ik hier
om daarover met u te praten.’
‘Ik wil er niet meer over praten. Boei je hand
aan de radiator, smeris. Ik heb mijn wapen onder
tafel op je gericht.’
Hij zuchtte teleurgesteld. ‘Dus u vertrouwt me
nog steeds niet. Kijk, ik hou me aan mijn woord
en ben alleen gekomen. Er is geen politie in de
buurt. Maar het valt nogal op dat er hier veel
mannen met hun mobieltje bezig zijn, meneer
Jongsma. Zouden ze mij soms in de gaten houden
en weet u daar meer vanaf?’
‘Nu, smeris,’ eiste hij dreigend.
Hij gehoorzaamde zuchtend.
‘Sleuteltje.’ Jongsma hield zijn hand op.
De rechercheur overhandigde het geïrriteerd aan
hem. ‘Ik was echt niet van plan nog een keer in
te grijpen, hoor. Trouwens, een overval gebeurt
ook niet iedere dag.’
‘Ik neem gewoon het zekere voor het onzekere.’
De ober zette het bier en de tosti’s neer en
keek stomverbaasd naar de geboeide hand.
‘Oprotten,’ zeiden de crimineel en de
rechercheur in koor.
De ober vluchtte weg, waarbij hij een nette dame
omver liep. Ze viel heel langzaam achterover op
de grond, met haar benen omhoog. Dominique en
Jongsma staarden met grote ogen naar de dikke
blote benen onder haar rok. De ober werd rood en
trok haar vlug overeind. Hij bood wel honderd
keer zijn excuses aan.
‘Wat moet je, smeris? Ik heb gehoord dat je
geïnteresseerd bent geworden in mij. Is dat
persoonlijk?’
Dominique nam een slok bier en begon aan zijn
tosti met een geïrriteerde blik op zijn geboeide
hand. ‘Nee, het spijt me. Ik ben nog steeds
heteroseksueel,’ reageerde hij met volle mond.
‘Willem, uh, meneer Jongsma, die overval was
waarschijnlijk in scène gezet.’
‘In scène gezet? Hoe kom je daar nou weer bij?
Door wie?’ Hij at ook en vond het blijkbaar nog
lekker ook. Grote happen propte hij naar binnen.
‘Ik ben op dit moment met twee zeer grote zaken
bezig. Met Spanno, maar dat had u vast wel
begrepen en met Mosen.’
‘Mosen?’ Hij keek hem argwanend aan en vroeg
zich af wat hij daarmee te maken had.
‘Een topcrimineel die uit de gevangenis is
ontsnapt.’
‘O, een paar weken geleden. Ik heb zoiets
gelezen. Hij is ook een paar keer op de
televisie geweest. Waarom ik niet?’ vroeg hij
ijdel.
‘Dombo. Ik denk dat hij nog erger is dan jullie.
Die idioot is hartstikke gestoord. Jullie hebben
nog hersens. Hij wil op dit moment diverse
gebouwen opblazen en ik weet niet waar ik moet
zoeken.’
‘In Amsterdam?’
‘In Nederland. Hij zit er niet mee te moorden en
heeft op dit moment officier Dubois en mijn
collega in gijzeling.’
Jongsma lachte hard. ‘Die officier is geliefd
bij de misdadigers. Blijkbaar doet hij toch iets
verkeerd.’
Dominique keek hem witheet aan. ‘U bent echt een
loser, meneer Jongsma. Ik wil hem heel graag in
leven houden en daar heb ik alles voor over.’
‘Wat heb ik met Mosen en jouw vriend te maken?’
‘Mosen heeft die overval en ontvoering van u en
mij vermoedelijk in scène gezet om een spelletje
met mij te spelen en u was er ongelukkigerwijs
bij betrokken.’
‘Maar wat heb ik er nou mee te maken?’ Hij werd
ongeduldig en dronk nog wat van zijn bier.
De recherchechef staarde ernaar en zei toen
langzaam: ‘Omdat u en ik samen verantwoordelijk
zijn voor de dood van zijn maten, wil hij dat
wij naar hem toekomen. Ik hoop dat we de
gijzelaars daarmee redden.’
‘Uitgesloten.’ Hij zette zijn bierglas hard op
tafel en stond op. ‘Ik ga geen smerissen en
officieren redden ten koste van mijn eigen
leven, klootzak.’
‘Niet meteen nee zeggen, ik ben nog niet klaar,’
stamelde hij wanhopig. Hij rukte aan zijn
geboeide hand en kon geen kant op. Hij kon
Jongsma niet eens volgen als die weg zou lopen.
De crimineel bleef staan. ‘Je moet wel een
ijzersterk voorstel hebben, wil je mij mee
krijgen. Ik ga me namelijk niet zomaar aan een
gestoorde crimineel overgeven, snap je wel? Het
kan mij niet zoveel schelen dat jouw vriend en
je collega gemold worden. Ik schiet er niets mee
op dat hun leven gered wordt als ik naar jouw
crimineel ga.’
‘U en ik waren behoorlijk bedreigd toen we
werden ontvoerd, nietwaar? Tevens hebben die
idioten ons onder dwang drugs gegeven, in
opdracht van Mosen. Ik vond dat werkelijk een
vernedering, u niet?’
‘Eigenlijk wel,’ gaf hij met tegenzin toe,
terwijl hij weer ging zitten.
‘Nou, ik bied u de mogelijkheid om Mosen
daarvoor af te straffen. Ik kijk de andere kant
op als Mosen per ongeluk of expres gedood wordt.
Want neem maar van mij aan dat die gore
crimineel u en mij zal achtervolgen, totdat wij
dood zijn.’
Jongsma staarde ongelovig naar de politieman.
‘Weet je, smeris? Dat geeft mij een geweldige
kick, het is zelfs nog beter dan seks. Ik moet
iemand doden in opdracht van een topsmeris, ha,
ha. Wat zit hier eigenlijk achter?’ vroeg hij
ineens zeer wantrouwend.
‘Ik wil deze zaak gewoon opgelost hebben, meneer
Jongsma. Nadat Mosen is uitgeschakeld, kijk ik
een half uur lang een andere kant op. Die tijd
krijgt u om te vluchten. Begrepen? Een half uur,
niet langer.’
Jongsma knikte en nam een grote slok bier uit
Dominiques glas. De rechercheur staarde ernaar,
maar zei er niets van. ‘Ik zal ervoor zorgen dat
het opsporen naar u moeilijk wordt gemaakt. Hier
hebt u een mobiel. Daar bel ik u op wanneer ik u
nodig heb. U kunt mij altijd bereiken op mijn
mobiel. En, uh, ik ben u eeuwig dankbaar als dit
allemaal goed afloopt.’ Hij propte het laatste
stukje tosti naar binnen en wachtte zijn reactie
af.
De crimineel stond grijnzend op, stopte het
nieuwe mobieltje in zijn zak en legde Dominiques
wapen neer, samen met het sleuteltje van de
handboeien. ‘Ik ga, en wacht het af. Spannend om
met een smeris samen te werken. Ik verheug me er
werkelijk op.’
Dominique kwam weer bij de Landelijke Recherche.
‘Hoe ging het verhoor met onze belangrijke
getuige, Peter en Stephan?’ Hij zette zijn
computer aan en bekeek de binnengekomen mails.
‘Die man, Ron Brons heet hij, was heel zeker van
die vier namen. Helaas is hij een dief, en heeft
hij de portefeuille van Achmed gepikt.’ Peter
liet die aan Dominique zien.
‘Prachtig, prachtig. En verder?’
‘Achmed sprak tijdens een telefoongesprek over
mensen die in een kelder bij een moord aanwezig
wilden zijn.’
Hij glimlachte tevreden. ‘Dat is voldoende
bewijsmateriaal. Wil hij meewerken als getuige?
Hij zal dan waarschijnlijk wel voor de rechter
moeten verschijnen.’
‘Ja, dat is dus nog een probleem. Hij wil niet
getuigen als hij de cel in moet voor de
diefstallen die hij tot nu toe heeft gepleegd.
Binnenkort moet hij zijn daden voor de rechtbank
verantwoorden.’
‘Ernstige diefstallen?’ vroeg hij aan zijn oor
krabbend.
‘Nee, tasjesroof en dergelijke. Er zijn nooit
doden of gewonden gevallen en hij heeft nooit
iemand bedreigd.’
‘Ik moet het overleggen met Markus, ik, uh,
bedoel Tim. Ik wil hem meteen vragen of we
Spanno-directeur Zomer weer mogen oppakken.’
‘Doe maar.’
Dominique belde en Tim nam op. ‘Hé Dominique.
Gaat het?’
Hij wreef over zijn gezicht en zuchtte diep.
‘Nee, het gaat niet. Ik denk voortdurend aan
Markus en raak daardoor soms mijn concentratie
kwijt. Maar het werk gaat gewoon door. Zeg, Tim,
kun jij iemand die van diefstal wordt verdacht
vrijuit laten gaan?’
De officier staarde in de hoorn alsof hij de
politieman daardoor zou kunnen zien. ‘Nee,
natuurlijk niet. Wat is dat nou voor een idiote
vraag?’
‘Ik bedoel eigenlijk als hij een zeer
belangrijke getuige is in een grote moordzaak.’
‘Wat voor moordzaak?’ vroeg hij geïnteresseerd.
‘Spanno. Hij heeft de namen van de
hoofdverdachten genoemd. Zonder deal getuigt hij
niet.’
‘Sluit de deal maar op mijn verantwoording. Geef
zijn naam door en ik zorg dat de dossiers in de
prullenbak verdwijnen.’
‘Dank je wel. Is het goed dat we Zomer weer
oppakken, aangezien we nu een getuige hebben?’
‘Ik regel een arrestatiebevel. Hoe gaat het met
het opsporen van Markus en Arjen?’
‘Zoals je weet, heb ik via Achmed contact kunnen
opnemen met Willem Jongsma. Hij gaat mee naar
Mosen. Het is me gelukt, Tim,’ sprak hij
verheugd.
‘Waarom zou hij dat doen? Wat voor voordeel
haalt hij er uit? Tenzij hij graag mishandeld en
gedood wil worden.’
‘Dat vertel ik liever niet over de telefoon.
Iemand zou weleens kunnen afluisteren, weet je.
Zullen we koffie drinken bij Mon Amour?’
Hij vond dat een goed idee en ze kwamen daar
bijna tegelijk binnen. De mannen met de
mobieltjes waren verdwenen. Dominique had ook
niet anders verwacht, want het waren duidelijk
Jongsma’s maten geweest.
De ober keek Dominique verbaasd aan. ‘Gaat u
uzelf weer aan de radiator vastbinden, agent?’
‘Vastbinden?’ vroeg Tim met pretoogjes.
‘Ik moest me van Jongsma boeien. Blijkbaar
vertrouwde hij me nog niet.’
‘Wat wilt u bestellen?’ vroeg de ober.
‘Twee koffie, alstublieft.’
‘Vertel over Jongsma, Dominique.’
Hij krabde op zijn hoofd en keek Tim onzeker
aan. ‘Uh, hoe zal ik beginnen?’
‘Misschien met de waarheid? Doe nou maar net of
ik Markus ben, Dominique. Ik val echt wel mee,
hoor. Hij heeft mij persoonlijk ingewerkt, dus
misschien denk ik wel een beetje zoals hij. Nou,
jullie moeten naar Mosen toe en ik wil weten
waarom hij meegaat. Ik zelf zou het niet doen
als er niets voor mij tegenover stond.’
De ober bracht de koffie en daarna vertelde
Dominique alles. Tim keek hem afkeurend aan.
‘Markus zou het ermee eens zijn, maar van jou
ben ik niet zo zeker,’ probeerde de rechercheur.
‘Markus zou het ermee eens zijn? Hoe kom je daar
nu weer op? Hij zal nooit iemand zomaar laten
doden, ook al gaat het om een crimineel.’
Hij liet zijn hoofd zakken en roerde in zijn
koffie, hoewel hij geen melk en suiker
gebruikte. ‘Ik red niet alleen de gijzelaars
ermee, ik red ook nog eens al die mensen die
opgeblazen gaan worden, Tim.’
Hij schoot in zijn stoel naar voren. ‘Wacht
even, ik heb geloof ik iets gemist. Over welke
mensen heb je het?’
‘Sorry, ik had je blijkbaar nog niet volledig
geïnformeerd. Hij heeft explosieven op onbekende
plekken geplaatst. Ik kan daar niet naar laten
zoeken, want ik heb geen hint gekregen waar ik
moet zoeken. Ik kan heel Nederland wel
uitkammen,’ zei hij wanhopig.
‘Pfff, goed, je krijgt mijn goedkeuring.’
Dominique grijnsde. ‘Ik hou van je.’
‘Slijmerd.’
‘En hoe is het met de tortelduifjes?’ lachte
Mosen toen hij hun kamer binnenkwam.
Markus lag nog steeds op bed en werd weer bang
toen hij de crimineel zag, dus hij schoof zo ver
mogelijk naar de muur toe.
Arjen zat bij hem en keek argwanend naar Mosen.
‘Komt u hem nu weer in elkaar slaan?’
‘Nee, smerisje, deze keer niet. We gaan
verhuizen.’
‘Waar gaan we heen?’
‘Niet zo nieuwsgierig. Je merkt vanzelf wel waar
we heen gaan. Sta op, smeris en aanklager.’
Arjen stond op, maar Markus had er moeite mee.
Mosen rukte hem van het bed af, waardoor hij
kreunend op de grond viel. Geïrriteerd trok hij
hem overeind. ‘Je kunt ook niets, hè,
officiertje?’
‘Ik voel me niet zo lekker en ben bang dat ik
flauw ga vallen,’ hijgde hij met gesloten ogen.
‘Help hem dan!’ snauwde Arjen.
Mosen gaf hem een klap. ‘Ik beslis wanneer
klootzakken mogen praten, begrepen?’
Arjen keek zwijgend naar de grond en voelde
hoofdpijn opkomen. De officier liet zich tegen
de muur aanvallen en ademde zwaar. Hij zag erg
bleek en het was duidelijk dat hij zich niet
lekker voelde.
‘Neem die klootzak mee,’ beval Mosen aan zijn
maat, ‘en zorg ervoor dat hij niet flauwvalt,
want dan zul je hem moeten tillen.’
Douwe Kroon greep hem bij de arm en sleurde hem
mee naar buiten. Hij wenkte Arjen. ‘Jij moet ook
mee, smeris. Lopen.’
Hij volgde netjes, aangezien hij zich geen
problemen op de hals wilde halen. Buiten stond
een bestelbusje waar ze in werden gezet. Vader
en zoon Kroon kwamen bij hen zitten en Mosen nam
voorin plaats, naast Anton van Veen en Isabelle.
‘Hé, hoe oud ben jij eigenlijk?’ vroeg Arjen aan
Bas.
‘Zestien. Hoezo?’
‘Is dat niet wat jong om al crimineel te zijn?’
‘Ik ben er trots op, hoor.’
‘Jij kunt nog goed terechtkomen, jongen. Je moet
niet zo stom zijn.’
‘Je lijkt die idioot wel, die Dominique Meyer.
Die zegt ook steeds van die belachelijke
dingen.’
34
Aan het eind van de middag ging Dominique naar
Charell en Alex. Hij twijfelde nog of hij de
deur met zijn sleutel zou openen of dat hij aan
zou bellen. Hij besloot aan te bellen. Alex
opende breed grijnzend, maar Dominique negeerde
hem en liep langs hem naar binnen, waarbij hij
expres tegen hem aan stootte. Toen zag hij
Charell staan en wist hij weer waarom hij van
haar had gehouden. Ze droeg een doorschijnend
bloesje waaronder haar prachtige lichaam te zien
was. Hij wilde haar vasthouden en zoenen. Hij
wilde haar naar het bed tillen. Hij wilde… van
alles met haar doen. Een paar tellen staarde hij
naar haar en toen liep hij verder om zijn
privéspullen te pakken.
‘Zeggen we niets meer, Dominique?’ riep ze hem
na.
‘Waarom zou ik?’ Hij keek niet naar haar om,
maar liep gewoon door.
‘Misschien heb je dat geleerd bij je opvoeding?’
verklaarde ze hem verwijtend.
‘Misschien heb jij ook dingen geleerd bij je
opvoeding die je allemaal vergeten bent?’ beet
hij haar toe.
‘Nou weet ik weer waarom ik een leukere vent
zocht,’ reageerde ze kil.
‘Dank je, Charell. Ik dacht dat je altijd van me
gehouden had.’
‘In het begin wel, maar toen kende ik je nog
niet. Nu weet ik wel beter.’
‘Ik ben hier niet gekomen om ruzie te maken.
Zullen we het ergens anders over hebben?’
‘Waarover dan?’
‘Over het gezellige bezoek van je slaaf op mijn
werk. Mijn collega’s mochten meegenieten. Ik
schaamde me rot, Charell.’
‘Moet je maar vertellen waar je op dit moment
verblijft,’ mopperde ze.
‘Vertel ik niet.’
‘Dan is dat jouw probleem. Nou begrijp je vast
wel waarom hij naar de Landelijke Recherche
kwam.’
‘Ik wil dat je hem niet meer stuurt, begrepen,
Charell?’
‘Waarom niet?’
‘Daarom niet. Punt uit. Als je wat wil zeggen of
vragen, kom je zelf maar, of je belt me.’
‘Ik zal erover nadenken.’
‘Hebben jullie al besloten wat jullie doen? Gaan
jullie dit huis van me huren of niet?’
‘Voorlopig. Hoewel ik duizend euro best veel
vind.’
‘Ja of nee?’
‘Ja, Dominique,’ antwoordde ze kattig.
‘Goed. Ik heb mijn spulletjes gepakt, zodat dat
zwijn niets meer over mij kan opzoeken.’
‘Het is geen zwijn.’
‘Hond dan.’
‘Dominique!’
Hij grijnsde naar haar en wierp een valse blik
op Alex. ‘Wist je trouwens dat wij onder
huwelijkse voorwaarden getrouwd zijn, dame?’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’
‘Dat jij helemaal niks van mij krijgt. Nul komma
nul.’
‘Je geeft me geld voor deze foto’s, Dominique,’
zei ze wijzend naar de foto’s.
Hij keek er aandachtig naar en schrok van de
duidelijke afbeeldingen.
‘Jij weet vast wel waar en wanneer die genomen
zijn, nietwaar, Dominique?’ lachte ze vals.
Hij keek haar beschaamd aan. Hij wist inderdaad
waar ze genomen waren. Markus werd door Mosen
gegijzeld, en Dominique probeerde zijn leven te
redden door hem met zijn lichaam op te warmen.
Er waren ook nog andere foto’s, op andere
locaties, maar die waren niet zo choquerend.
Daar omhelsden ze elkaar alleen maar, er was
niet duidelijk op te zien wat ze verder deden.
Hij keek weer naar de foto waar hij op zijn
vriend lag en dacht na. Er was in die kamer een
klein raampje, hoog in de muur. De detective
moest de foto door dat raampje genomen hebben.
‘Ik wil zekerheid hebben dat de originele
opnames vernietigd zijn en dat er geen kopieën
meer rondzwerven, en daarna betaal ik.’
‘Je moet me geloven dat ik ze echt heb laten
vernietigen. Ik heb er niets aan om jou te
bedriegen.’
Hij stopte de foto’s in zijn tas. Hij wist dat
Markus’ carrière voorbij zou zijn als deze
foto’s bekend gemaakt zouden worden. Van zijn
eigen carrière was hij niet zeker, maar dat
interesseerde hem veel minder. ‘Hoeveel willen
jullie?’ vroeg hij mat.
Alex kwam erbij staan. ‘Het zijn tien foto’s en
we willen voor elke foto twintigduizend euro.’
Dominique kreeg het warm. ‘Dus u bedoelt dat u
tweehonderdduizend euro wilt hebben? Begrijp ik
dat goed?’
‘Ja. Als we het over een week nog niet hebben,
volgen er sancties,’ sprak hij streng.
‘Wat voor sancties?’
‘Dan maak ik de foto’s via de krant en het
internet bekend. Markus is officier, dus veel
mensen kennen zijn naam. Hij zal het wel erg
leuk vinden om met jou samen in de krant te
komen. En een zeer bekwaam officier van justitie
die homo is en van SM houdt, is weer eens wat
anders, nietwaar?’
‘Hieruit begrijp ik dat de opnames nog helemaal
niet vernietigd zijn, meneer Veldman,’ sprak
Dominique nijdig.
Ze werden uit de auto gesleept en Markus viel
meteen op de grond. Douwe Kroon gaf een paar
schoppen en schreeuwde dat hij moest opstaan,
maar hij kon het niet en kreunde.
‘U ziet toch dat hij al pijn genoeg heeft,’
reageerde Arjen boos.
Kroon ging dreigend tegenover staan. ‘Jij houdt
je smoel als je niets gevraagd wordt, gesnopen?
Anders gaat de officier eraan.’
Hij keek zwijgend van Kroon naar Isabelle die
Markus en hem gewoon uitlachten. Kroon greep
Markus bij de haren en trok hem ruw overeind.
Arjen keek een andere kant op, want hij wilde
liever geen getuige van mishandeling zijn. Hij
constateerde dat ze in een bos waren. Ze werden
naar stenen gebouw gebracht, vlakbij een houten
schuur. Een kleine hal leidde naar een ruime
kamer, waarin enkel een paar houten stoelen
stonden, verder niets. In een hoek bevond zich
een kleine keuken met koelkast. In het midden
van de kamer hingen kettingen aan het plafond.
Arjen keek er argwanend naar.
Mosen schaterde: ‘Ja, Arjen, daar ga ik jullie
aan vastbinden.’
‘Ik denk niet dat u dat officier Dubois aan kunt
doen. Bind mij er maar alleen aan vast, Mosen.
Hij is duidelijk ziek, dus hij moet rusten.’
‘Daar was hij tijdens zijn vorige kidnapping ook
niet blij mee, dus wat wil hij nou, hè?’ snauwde
hij geïrriteerd.
‘Ik stel voor dat u hem met rust laat, want hij
heeft al genoeg meegemaakt.’ Arjen kreeg meteen
spijt van zijn woorden, maar het was al te laat.
Kroon gooide Markus tegen de muur en sloeg hem
een aantal keer. Hij had er duidelijk plezier
in, want af en toe keek hij lachend om naar de
rechercheur die zijn hoofd had afgewend.
‘Kijken,’ schreeuwde Mosen en hij draaide ruw
Arjens hoofd in de richting van de officier.
Hij kreeg tranen in zijn ogen toen hij hem
afgetuigd zag worden.
‘Wat leuk dat je belt, Dominique. Vanwaar deze
eer?’
‘Ik zou het fijn vinden als jullie bij me
komen,’ gaf hij toe. ‘Het liefst allebei.’
‘Waar zit je nu?’
‘Op het bureau, maar daar kunnen we ook gewoon
seks hebben, hoor. Er is hier verder niemand.’
‘Joyce,’ hoorde hij Cathy roepen, ‘wil jij
vanavond naar Dominique op zijn werk?’
In de verte hoorde hij bevestigend antwoorden.
‘Mijn tweelingzus heeft ook wel zin in
gezelligheid, dus dan zie je ons zo
verschijnen.’
‘Ik kijk er naar uit,’ lachte hij tevreden.
Een kwartier later ging de bel. Hij had de deur
op slot gedaan, omdat hij bijna alleen in het
gebouw zat. Alleen in de detentievleugel waren
nog wat collega’s, maar dat was ver van zijn
eigen afdeling af. Hij rende naar beneden en
opende tevreden de deur. ‘Dag schatjes, kom
verder.’ Hij bewonderde hun sexy kleding: een
zwarte minirok met netlook panty en hoge suède
laarzen. Joyce had daarbij een crèmekleurig
bloesje uitgezocht en haar zus droeg een strak
zwart T-shirt.
‘Ik heb een paar flessen wijn meegenomen, dan
kunnen we lekker dronken worden,’ lachte Cathy.
‘Goed idee. Helaas hebben we hier geen
wijnglazen, maar uit koffiebekertjes is het net
zo lekker.’ Hij pakte bekertjes en Joyce haalde
een kurkentrekker uit haar tasje te voorschijn.
Dominique maakte de eerste fles open.
‘Nou, waarom zijn wij hier uitgenodigd, lekker
stuk?’
‘Ik hou van jullie en heb gewoon ontzettende
behoefte aan seks. Ik heb het nog nooit zo fijn
gevonden als met jullie twee,’ bekende hij.
Ze dronken van hun wijn en grinnikten naar
elkaar. ‘Je bedoelt dat het nog nooit zo
spannend is geweest.’
‘Goed, ik moet bekennen dat ik nog nooit eerder
met twee dames tegelijk in bed heb gelegen.’ Hij
schonk nog wat wijn in en goot het snel naar
binnen. Het smaakte goed en de eerste fles was
vlug leeg. ‘Ik heb kaarten meegenomen,’ zei hij,
terwijl hij de volgende fles ontkurkte.
‘En dan?’
‘Dan kunnen we strippoker doen. Ik hoop dat
jullie verliezen,’ grinnikte hij opgewonden.
Ze lachten en wilden zijn spelletje wel
meespelen. Dominique kwakte zijn bekertje naast
de prullenbak en dronk nu gewoon uit de fles. Af
en toe schonk hij de bekertjes van de dames vol,
maar zelf dronk hij het snelst. Hij voelde zich
meer ontspannen nu hij veel op had. Door de
drank dacht hij tenminste eventjes niet aan
Markus. Naarmate het spelletje vorderde, lagen
er steeds meer kledingstukken op een stapel, en
de lege flessen stapelden zich ook op. Hij
voelde zich licht in zijn hoofd worden en raakte
steeds meer opgewonden. Hij wilde niet meer
wachten en trok ongeduldig de rest van zijn
kleding, en die van de dames, met hun
toestemming, helemaal uit. ‘Het is tijd, lekkere
stukken,’ lachte hij en hij liet zich met de
tweeling op de grond zakken. Zacht kreunend liet
hij zich verwennen, hij gaf zich helemaal aan
hen over.
De telefoon stoorde hen wreed. Zeer geïrriteerd
kroop hij van Cathy af, duwde Joyce voorzichtig
van hem weg en liep naar de telefoon. Intussen
dronk hij nog een paar teugen uit de fles.
‘Moet je die beantwoorden?’ vroeg Cathy met een
blik op zijn heerlijke lichaam.
‘Ja. Hoewel ik hem liever laat gaan, maar de
telefoon is de reden dat ik van mezelf hier
moest blijven. Stom, hè? Maar ja, het kan
belangrijk zijn.’ Hij struikelde over zijn eigen
voeten en lachte er hard om.
Zijn gasten giechelden.
‘Met mij,’ zei hij nog steeds lachend, terwijl
hij op de speaker drukte. Van hem mochten de
dames meeluisteren, het interesseerde hem niets.
‘Hé, wat hoor ik nou?’
‘Hoi Mosie. Hoe is het nou, ouwe rukker?’
‘Ben je dronken, smeris?’
‘Je stoorde me. Ik was net lekker bezig. Ze
luisteren mee, hoor,’ hijgde hij nog steeds
opgewonden, met een knipoog naar de uitdagende
dames.
‘Ik wilde je uitnodigen voor een bezoekje met je
vriendje Willem.’
Hij schrok en was meteen bijna nuchter en
besefte met wat voor stommiteit hij bezig was
geweest. Om een goed gesprek met Mosen te
voeren, moest hij zich nu concentreren, want het
leven van Markus en Arjen lag in zijn handen.
‘O, uh, moeten we nu komen?’
‘Ja, anders heb je twee dode vriendjes op je
geweten.’
Hij rommelde in een lade om een pen te zoeken,
maar daarbij gooide hij een stapel dossiers op
de grond.
‘Wat doe je allemaal, Dominikie?’
‘Oeps. Ha, ha, er gaat een stapel dossiers aan
de loop. Ik heb een pen gevonden. Waar moeten
Willem en ik heen, Mosie?’
‘Ik hoop niet dat je te dronken bent, want jij
moet rijden en Willem zit naast je.’
‘Waarom mag Willem niet rijden?’
‘Ik ben de baas, weet je nog?’
‘Ja, Mosie. Waar moeten we heen?’ Hij liet een
grote boer en deed van schrik een hand voor zijn
mond.
‘Je bent echt jezelf niet, smeris. Nou, luister
goed. Ga maar weer eerst naar IJmuiden, naar die
telefooncel. Daar hoor je de rest.’ Hij wilde
ophangen.
‘Ho, stop, Mosie. Zo snel kan ik ook weer niet
schrijven. IJmuiden, telefooncel. Oké,
genoteerd. Uh, ik moet Willem nog bereiken. Hoe
laat moeten we daar zijn?’
‘Het is nu elf uur, dus om kwart voor twaalf kun
je daar wel zijn.’
‘Fuck you, Mosie. Dat red ik nooit. Ik moet me
nog aankleden en heb geen flauw idee waar Willem
op dit moment is.’
‘Ha, ha, dus ik stoorde je echt. Ben je met
meerdere mokkels?’
‘Gaat u niets aan dat ik het met twee tegelijk
doe. Mogen we iets later komen?’
‘Kwart voor twaalf spreek ik je verder.’ Hij
knalde de hoorn erop.
‘Fuck, ik heb het goed verkloot.’ Hij voelde aan
zijn hoofd en was duizelig.
Ze keken hem geschrokken aan. ‘Wie was dat?’
informeerde Joyce.
‘Een gore klote crimineel. Ik moet Willem
bellen. Je ex-collega van Spanno moet mee.’
‘Waarom moet hij mee?’ vroeg Cathy verbaasd.
‘Dat is een veel te langdradig en saai verhaal
en ik geloof niet dat ik er tijd voor heb om dat
te vertellen, ha, ha. Ik geloof zelfs dat ik
IJmuiden niet ga halen. Arme Markus en Arjen, ik
kan ze niet meer redden, dus ze gaan dood.’ Hij
ging hulpeloos op de grond ging liggen en sloot
de ogen.
Joyce tikte tegen zijn wangen aan. ‘Bij de les
blijven, Dominique. Je moet aan het werk.’
‘Oeps, das waar.’ Hij belde Jongsma en was
opgelucht dat hij opnam. ‘Hoi Willem, met je
vriend Dominique. Hoe is het, ouwe jongen,’ zei
hij luchtig.
‘Je stoort me, klootzak,’ zei hij wantrouwend.
Hij vond de rechercheur maar vreemd praten.
‘Mosie stoorde mij dubbel.’
‘Mosie?’ Hij kon zijn lachen bijna niet houden.
‘Nou ja, Mosen dan. Om kwart voor twaalf moeten
we in IJmuiden zijn.’
‘Redden we nooit.’
‘Waar zit je nu?’
‘In een kroeg in het centrum, vlak bij Mon
Amour.’
‘Zorg ervoor dat je buiten bij de ingang van Mon
Amour staat, want daar haal ik je op, hoop ik,
ha, ha. Ik denk dat ik dat wel weet te vinden.’
‘Hm, goed dan. Tot zo.’
Hij wankelde tijdens het aankleden en voelde
zich steeds beroerder worden. Vlug belde hij
zijn collega’s voor observatie. Ze namen allebei
op, maar waren niet blij dat ze zo laat in de
avond gebeld werden. Stephan sliep al en Peter
vertelde niet waar hij mee bezig was. Dominique
had wel een vermoeden, maar liet niets merken.
Hij beval hen Katinka en Teun mee te nemen,
aangezien hij verder geen collega’s had.
‘Gaan jullie maar naar huis, sexy stootjes. Het
was een geweldige avond en ik hoop dat we het de
volgende keer wel af kunnen maken,’ lachte hij
naar zijn vriendinnen.
‘Als er een volgende keer komt. Zorg nou eerst
maar dat je er levend uitkomt.’
Willem Jongsma wachtte keurig voor Mon Amour en
stapte bij Dominique in de auto. ‘Wat een kut
avond om op stap te moeten met een smeris.’
‘Wat een kut avond om te rijden. Ik ben flink
aangeschoten en ben daar behoorlijk misselijk
van.’
‘Je wist dat hij kon bellen, klootzak,’ snauwde
hij geïrriteerd.
‘Ik had een klein feestje. Weet je, Willem, ik
heb ook nog een privéleven, hoor.’
‘O, dat wist ik nog niet, smeris,’ reageerde hij
sarcastisch, ‘hoe kun jij nou vrienden hebben?’
‘Je bent leuk, idioot.’ Het viel hem op dat
Jongsma regelmatig achterom keek. ‘Wat zoek je?’
‘Toch vind ik het wel aardig dat je me nu
tutoyeert, smeris. Blijkbaar zijn we toch een
beetje vrienden geworden.’
‘Vind je het goed? Anders doe ik het niet meer,
hoor.’
‘Ik vind het oké.’
‘Dank je. Wat zoek je nou?’
‘Niets. Niet zo zeiken.’
Dominique zag in zijn spiegeltje op grote
afstand Stephan en Peter volgen. Tussen hun
auto’s in reden nog andere auto’s, dus ze
hielden veilige afstand.
‘Je slingert, smeris.’
‘Oeps, das niet mijn bedoeling.’
Hij keek hem nijdig aan. ‘Je bent niet
aangeschoten, maar je bent stomdronken,
klootzak. Laat mij maar rijden, want het is hier
best druk. Je bent nota bene van de politie,
idioot!’
‘Mag niet van Mosie.’
‘Straks worden we staande gehouden en krijg je
een vette bon van je collega’s. Als je tenminste
niet aangehouden wordt, want daar heb je met je
dronken harses ook nog kans van. En dan is het
adieu met je rijbewijs, vriend.’
‘Laten we maar hopen dat dat niet gebeurt,’
sprak hij met een blik op Jongsma.
Die schreeuwde nog in paniek, maar het was al te
laat. Dominique reed een man aan die daardoor
over de motorkap rolde. Hij stond boven op de
rem en begon te trillen. ‘Shit.’
Het was meteen een puinhoop op de weg. Er
stonden al vlug mensen omheen en een vrouw
noteerde voor de zekerheid Dominiques kenteken.
Hij was duidelijk schuldig, dus hij stapte uit
en liep naar het slachtoffer om te checken of
hij nog leefde, maar hij was helaas overleden.
Hij liet zich op de grond zakken met het hoofd
tussen zijn handen. Mensen wezen naar hem en hij
hoorde hen over hem praten. Dit was het einde
van zijn carrière. Hij had gewoon niet zoveel
moeten drinken. Hij had alleen maar aan zichzelf
gedacht, in de hoop de problemen even uit zijn
hoofd te kunnen zetten. Nu kon hij Markus en
Arjen wel vergeten, die waren ten dode
opgeschreven.
Peter en Stephan belden verontrust met elkaar.
Ze besloten voorlopig niet in te grijpen, want
ze wisten niet precies wat er was gebeurd. Als
het nodig was, konden ze altijd nog inspringen.
De politie was al vlug ter plaatse. ‘Waar is de
bestuurder?’
Hij wankelde naar hem toe en toonde zijn
legitimatie. ‘Ik ben Dominique Meyer van de
Landelijke Recherche. Ik ben met een zeer
urgente zaak bezig, maar daarbij heb ik hem
aangereden. Kunnen we dit alstublieft na mijn
dringende zaak afhandelen? Ik zal mezelf na
afloop bij u melden.’
De agent snoof diep in en vroeg: ‘Hebt u
gedronken, rechercheur Meyer?’
Hij wendde zijn hoofd af en gaf geen antwoord.
‘Wilt u even blazen?’
‘Nee, ik heb gedronken en weet dat ik fout zit.
Maar ik moet eerst mijn zaak afhandelen.’
‘Absoluut niet! U bent aangehouden. Laat uw
collega’s het maar afhandelen.’
Hij zuchtte en raakte bijna in paniek. ‘Moet u
horen, lieve agenten: die crimineel daar kan
samen met mij het leven van een officier en een
rechercheur redden, en das heel mooi, vindt u
niet? Daarnaast kunnen we voorkomen dat een
aantal gebouwen ergens in Nederland opgeblazen
worden. Aan u de keuze of u al die moorden op uw
geweten wilt hebben. Hoewel het vast en zeker
een gaaf vuurwerk gaat worden, dat ik best wil
zien, ha, ha.’ Hij wankelde op zijn benen en de
agent moest hem tegenhouden opdat hij niet zou
vallen.
‘Ja, ja, smoesjes kunnen we allemaal verzinnen.
U bent duidelijk dronken, rechercheur Meyer en u
gaat met ons mee, voordat u weer iemand te
pletter rijdt. Agent of geen agent: u hoort niet
te drinken als u nog de weg op moet.’ De
politieman duwde hem tegen de auto en wilde
handboeien omdoen.
Jongsma kwam geïrriteerd uit de auto en gaf de
agent een harde klap. ‘Meekomen, stomme, dronken
smeris,’ mopperde hij. ‘Je kunt ook niks zonder
een stoer persoon in de buurt.’ De crimineel zag
een envelop op de grond liggen, pakte die op en
stopte het in zijn zak. Hij had gezien dat er
een briefje van vijftig euro uitstak en zou
later wel stiekem kijken hoeveel geld er totaal
in zat.
Een andere agent probeerde Dominique tegen te
houden, maar de rechercheur gaf hem een klap,
sprong in de auto, gaf flink gas en keek niet
meer in zijn spiegeltje.
‘Wat ben je toch een gore imbeciel om te zuipen.
Hoe haal je het in je klote kop?’ snauwde
Jongsma.
‘Had jij vanavond dan niet gedronken?’ verweerde
hij zich.
‘Natuurlijk wel, maar het is mijn zaak niet.’
‘Dat is het wel, Willem. Trouwens, ik had er
behoefte aan.’
‘Als je ze vrij wilt krijgen, zul je jezelf
moeten gedragen.’
‘Het spijt me. Oeps, ik geloof dat ik weer moet
kotsen, Willem.’ Hij hing met zijn hoofd buiten
de deur en kotste zijn hele maag leeg. ‘Heb je
een tissue of een doekje?’
Jongsma overhandigde met flinke tegenzin zijn
zakdoek. ‘Hij is gebruikt, maar ik geloof niet
dat je daar op dit ogenblik mee zit. Gooi hem
alsjeblieft weg, want ik wil hem niet meer
terug, gore viezerik.’
Dominique reed de snelweg op en reed daarbij
bijna tegen de vangrail op. Jongsma corrigeerde
net op tijd en keek hem zeer boos aan.
Eindelijk aangekomen bij de eindbestemming,
sprong Dominique uit de auto en nam de telefoon
op. Hij rinkelde al, het was stipt kwart voor
twaalf. ‘Hoi Mosen,’ hijgde hij opgewekt.
‘Ik wist wel dat je het ging redden, zuiplap, en
je vriendje is er zelfs bij.’
‘Dus u hebt weer een camera in mijn auto laten
plaatsen? Die andere had ik er namelijk uit
laten slopen.’
‘Ik ga nu geen theekransje houden, smerisje.
Gooi jouw en Willems wapen in het water. Doe
hetzelfde met jullie mobieltjes.’
‘Ah, ik mag het deze keer allemaal tegelijk
doen.’
‘Hou je kop en doe wat ik je vraag.’
‘Goed. Ik laat u heel even hangen, tot zo.’
Hij liep naar Jongsma die geduldig op de
motorkap wachtte. ‘Ik moet onze wapens en
mobieltjes in het water laten plonsen.’
‘Zeg, daar werk ik niet aan mee, hoor.’
‘Anders hebben we geen deal.’ Hij hield bevelend
zijn hand op en Jongsma gaf het met flinke
tegenzin af.
‘Als je jezelf er maar niet in laat vallen.’
Hij keek fronsend achterom en struikelde,
waardoor hij nog bijna echt in het water viel.
‘Daar ben ik weer, Mosen. Ik heb het gedaan en
ben er bijna achteraan gesprongen,’ hijgde hij.
‘Ben je nog steeds zo erg dronken? Je hebt
iemand doodgereden, dat had ik van een goede
smeris niet verwacht. Misschien ben je niet zo
goed als je denkt.’
Hij reageerde daar niet op, want hij wist dat
hij gelijk had. ‘Leven officier Dubois en
rechercheur Goezinne nog?’
‘Dat merk je vanzelf wel.’
‘Anders hoeven we toch niet te komen, lummel?’
‘Omdat je dronken bent, wil dat niet zeggen dat
ik het accepteer dat je brutaal bent, smeris.’
‘O. Leven ze nog?’
‘Zeg ik niet. Vergeet al die explosieven niet,
hè?’
‘Die ben ik echt niet vergeten, hoor. Wat moeten
we doen?’
‘Rij naar Utrecht en neem daar een hotelkamer.’
Hij noemde de naam van het hotel.
‘Eén kamer?’
‘Jullie kunnen wel een nachtje samen slapen.’
‘Fijn. Hoe laat moeten we daar zijn?’
‘Om één uur. De kamer is onder jouw naam
gereserveerd. Welterusten.’ Hij hing op.
Lachend ging Dominique naast Jongsma op de
motorkap zitten die hem stomverbaasd aankeek.
‘Wat valt er nou te lachen, zuiplap?’
‘Voulez-vous coucher avec moi?
We gaan samen slapen, vriend.’ Hij sloeg daarbij
op zijn been.
Jongsma stapte mopperend met de rechercheur in
de auto. Vervolgens reden ze naar het hotel,
waar ze zich bij de receptie meldden.
‘Goedenavond,’ lachte Dominique naar de
receptionist. ‘Wij hebben saampies een kamer
gereserveerd.’
De man achter de balie bekeek hen onderzoekend.
‘Onder welke naam staat de kamer gereserveerd,
meneer?’
Hij keek intussen rond. Het hotel was modern en
groot. Zelfs midden in de nacht liepen er nog
gasten rond. ‘Onder mijn naam.’
Hij schraapte zijn keel en keek hem vragend aan.
‘En hoe is uw naam, meneer?’
‘O, uh, Dominique Meyer.’
Hijkeek in het boek en knikte. ‘Mag ik uw
legitimatie even vasthouden?’
Dominique liet een boer en lachte. ‘Oeps,
sorry.’
De receptionist fronste en bekeek vervolgens
uitgebreid Dominiques legitimatie. ‘Politieman?’
‘Het zal wel als het daar staat.’
Hij gaf de legitimatie terug en schudde zijn
hoofd. ‘De politie van tegenwoordig. U krijgt
kamer 1234. Dit is de sleutel.’
Hij keek ernaar en las het nummer op. ‘Één,
twee, drie, vier. Nou, dat moet ik kunnen
onthouden.’
‘Klootzak,’ siste Jongsma. ‘Gedraag je, smeris.’
‘Doe ik toch? Welke verdieping is het?’
‘Twaalfde natuurlijk,’ antwoordde de
receptionist verbaasd.
‘O. Zo natuurlijk vind ik dat ook weer niet.’
‘Je had niet zoveel moeten zuipen. Het
kamernummer begint met twaalf, snap je?’ legde
Jongsma geduldig uit.
‘Nee, ik snap het niet en wil het ook niet
snappen. Ik ben moe en wil graag naar bed. Ga je
mee?’
Jongsma volgde hem grommend naar de lift.
De kamer was netjes en redelijk ruim. Er stonden
goede bedden, een fraai bureau en een televisie.
De badkamer was klein, maar het was voldoende.
Dominique liet zich op één van de bedden vallen
en sloot zijn ogen. ‘Ik wil niet meer gestoord
worden.’
Jongsma glimlachte. ‘Lekker knus, hoor, zo dicht
bij jou slapen.’
‘Hou je kop, Willem. Ik ben moe.’ Hij viel
binnen een paar minuten in slaap, maar de
crimineel bleef nog een tijdje naar hem kijken.
De politieman werd wakker toen hij onbekende
stemmen hoorde. Hij opende zijn ogen en keek
recht in een felle zaklamp. Hij schrok zich rot.
‘Shit, wat moet dat?’ riep hij.
De inbreker richtte een wapen op hem.
‘Strippen.’
‘Pardon?’ Hij wreef in zijn ogen, maar de mannen
verdwenen niet. Hij was dus echt wakker.
‘Kleren uit doen.’
Een andere kerel deed het licht aan en nu zag de
rechercheur pas dat ze helemaal in het zwart
gekleed waren en bivakmutsen droegen. Ook
Jongsma schrok zich wild.
‘Waarom moet ik me uitkleden? Mijn geld zit in
mijn portefeuille. Neem maar mee,’ zei de
politieman.
‘Strippen, allebei.’ Hij hield dreigend zijn
geweer tegen zijn hoofd. ‘Onderbroek ook uit.’
Zuchtend gehoorzaamden ze. De mannen doorzochten
de kleding en inspecteerden hun slachtoffers
nauwkeurig. Vervolgens vertrokken ze zonder nog
wat te zeggen.
Dominique trok zijn wenkbrauwen op. ‘Wat was dat
nou?’
‘Je ziet er lekker uit, smeris,’ grijnsde hij
met goedkeurende blik.
Dominique kleedde zich vlot aan. ‘Ik val niet op
mannen, weet je nog? Ga nou maar slapen,
Willem.’
Arjen staarde al een tijdje naar de officier,
toen die uiteindelijk zijn ogen opende.
‘Goedemorgen Markus. Gaat het met je?’ vroeg hij
ongerust.
Hij schudde langzaam zijn pijnlijke hoofd. ‘Ik
zou zo graag heel even willen liggen. Ik geloof
dat ik flauw ga vallen.’ Hij ademde diep in en
zag erg bleek.
Arjen zag dat zijn aan de ketting gebonden
polsen lelijk bloedden, waarschijnlijk omdat hij
moeite had te blijven staan door zijn
duizeligheid. Maar hij besloot geen hulp te
vragen, want dan zou Markus weer in elkaar
geslagen worden. ‘Probeer rustig in en uit te
ademen. Verder kan ik je niet helpen, want
steeds als ik wat zeg, word jij gepakt.’
‘Ik weet het. Waar zijn we?’ hijgde hij met half
dichtgeknepen ogen.
Hij haalde zijn schouders op. ‘In een gebouw
ergens in een bos.’
Markus keek kreunend naar zijn pijnlijke polsen.
‘En waar is Mosen?’
‘Weet ik niet. Ze zijn weggegaan, maar ik heb
geen flauw idee waarheen.’
‘Hoe laat is het?’
‘Wist ik het maar. Ik schat dat het een uur of
zeven in de ochtend is.’
Hij kreunde weer. ‘Komt Dominique?’
‘Ik hoop het, Markus. Zelfs dat weet ik niet.’
De officier sloot zijn ogen en dacht na. ‘Mosen
laat ons niet gaan, Arjen. Mij in ieder geval
niet.’
‘Dat weet ik. En ik neem aan dat Dominique dat
ook weet. Hij zal echt wel voorzorgsmaatregelen
nemen, hoor. Hij is niet helemaal gek.’
‘Hij is de beste politieman die ik ken,’
glimlachte Markus. ‘Ook al gedraagt hij zich
soms onverantwoord, ik weet zeker dat ik op hem
kan rekenen, Arjen.’
De telefoon ging meerdere keren over en Willem
Jongsma snauwde: ‘Pak hem nou op, klootzak, of
ben je nog steeds bezopen?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Goedemorgen, Dominique
Meyer.’
‘Zijn jullie al wakker?’
‘Wat was dat nou, Mosen? Wat moesten die
griezels vannacht bij ons?’
‘Vond je het niet gezellig?’ lachte hij.
‘Nee, we sliepen net zo lekker en ik hou er niet
van om mezelf voor mannen uit te kleden.’
‘Dat is jammer, want ik had eigenlijk nog wel
leuke spelletjes in gedachten. Ik vind je er
trouwens voortreffelijk uitzien.’
‘Ik zie dat maar als compliment. Dus hier hebt u
ook camera’s geplaatst, maar ik had eigenlijk
ook niet anders verwacht. Waar moeten we heen?’
‘Jullie worden opgehaald.’
‘Opgehaald?’
‘Ja, en jullie vertrekken via de achterzijde.
Want er staan vast en zeker een aantal smerissen
voor het hotel te wachten. Ik wil dat je geen
telefoontjes pleegt, en je weet het: ik hou
jullie in de gaten.’
‘Vanzelfsprekend. Mogen we eerst nog ontbijten?’
‘Doe maar en betaal ook meteen voor de
overnachting. Om acht uur worden jullie bij de
receptie opgehaald.’ Mosen hing op.
‘Gore crimineel,’ mopperde de recherchechef die
de hoorn erop knalde. ‘Hij verwacht dat ik
buiten politiemannen heb staan.’
Jongsma keek bedenkelijk en wilde wat zeggen,
maar Dominique deed een vinger op zijn lippen en
wees naar het plafond, waar een mini camera was
bevestigd.
‘Laten we ontbijten, Willem. We hebben nog een
half uur de tijd.’
Er was volop keuze in brood en broodbeleg en
genoeg te drinken, warm en koud. Zwijgend zaten
ze tegenover elkaar en genoten van hun ontbijt.
Het was druk, hoewel het een gewone
donderdagochtend was. Er was gezellige
achtergrondmuziek en af en toe neuriede
Dominique zacht mee. ‘Ik denk dat dit hotel door
veel zakenlui wordt gebruikt.’
‘Ik denk dat dit hotel nogal duur is,’ reageerde
Jongsma nors.
‘Ik betaal, dus het kost je niets.’
‘Jij?’
‘Nou ja, de Landelijke Recherche dan.’
‘Ik wil ook wel bij de politie werken, dan krijg
je leuke en gezellige uitjes voorgeschoteld.’
‘Leuk en gezellig? Ik zit hier om mensen uit een
gijzeling te redden en om explosieven heel te
houden.’
‘Kom op, je moet er wel van genieten, smeris.
Anders heb je er niets aan.’
‘Dat doe ik niet echt, hoor. Ik denk de hele
tijd aan ze. Dubois is mijn allerbeste vriend en
Goezinne, uh, ik vind hem heel aardig. Het is
net of ik hem mijn hele leven al ken.’ Hij
zuchtte. ‘Die loser zal Dubois wel weer flink
mishandelen,’ sprak hij ongerust een plakje
jonge kaas in zijn mond proppend.
‘Ben je nou op Markus of Arjen verliefd?’
grijnsde Jongsma. ‘Of op allebei?’
‘Idioot,’ mompelde hij. ‘Als jij homo bent,
betekent dat nog niet dat ik het ook ben.’
‘Jammer. Waarom zal hij die officier
mishandelen, denk je? Hij doet toch alleen, maar
zijn werk?’ merkte hij met volle mond op.
‘Je begrijpt het, Willem. Daar verbaas ik me
werkelijk over, want jullie wilden hem ook
steeds pakken.’
‘We waren inderdaad bang dat hij zijn werk te
goed zou doen.’
Dominique boog voorover. ‘Zal ik je een
geheimpje vertellen? We luisteren niet naar
dreigementen, dus we gingen gewoon door met
onderzoek. Naar jullie en naar Mosen.’ Hij
veegde zijn mond schoon met een papieren servet.
‘Nou, daar heb je het al, Dominique. Daarom is
hij woedend op jullie.’
De rechercheur legde zijn servet zuchtend op
tafel. ‘Ik denk het ook. En daarom laat ik jou
je gang gaan als we bij Mosen komen, want ik ben
werkelijk pissig op hem. Ik moet me inhouden om
hem niet zelf te vermoorden.’
Jongsma glimlachte. ‘Weet je, wij hebben best
wel overeenkomsten, smeris.’
‘Niet zo veel, Willem. Ik werk alleen met je
samen om de gijzelaars te redden, nergens anders
om.’
‘Prima.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Het is
tijd.’
‘Goed.’ Dominique dronk vlug zijn koffie op en
volgde hem naar de receptie, waar hij de
rekening betaalde. Hij boog naar Jongsma en
fluisterde in zijn oor: ‘Heb je veel criminelen
meegenomen, Willem?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Zeg, ik ben niet achterlijk. Ik heb vier
rechercheurs die me volgen. Hoeveel criminelen
volgen jou?’
Hij keek even om zich heen en sprak zacht:
‘Vijf.’
‘Keurig. Ik hoop dat ze zo slim zijn om de
achterdeur ook in de gaten te houden, want we
kunnen je mannen nodig hebben.’
‘Ik ga er wel vanuit. Zijn die smerissen ook zo
verstandig?’
‘Ik ben hun chef en geef ze bevelen. Wat denk je
nou, Willem?’ reageerde hij arrogant.
Glimlachend kwam ze eraan alsof er nooit wat was
gebeurd. ‘Hoi chef. En jij bent Willem?’
Hij gaf haar goedkeurend een hand. ‘En wie ben
jij, mooie dame?’
‘Isabelle Brink, zijn collega.’
‘Ex-collega en gore moordenaar,’ corrigeerde de
recherchechef haar nijdig. ‘Dus je hoeft me niet
meer chef te noemen, want dat ben ik gelukkig
niet meer. Dan hoef ik me ook niet meer te
schamen.’
‘Ik ben nog niet ontslagen.’
‘Dat gebeurt binnenkort en daar zal ik
persoonlijk voor zorgen,’ snauwde hij.
‘Dus dan ben je mijn chef nog.’
‘Je wilt blijkbaar het laatste woord hebben,
Isabelle. Maar als ik jouw chef ben, dan mag ik
zeggen wat je moet doen, nietwaar?’
‘Nee, want ik draag een wapen en hij is geladen.
Tevens heeft mijn vriend gijzelaars die weleens
dood kunnen gaan.’
Hij gaf het op. ‘Wat wil je dat we doen?’
‘We gaan door de achterdeur.’ Ze wees naar een
dure, zilverkleurige Mercedes.
‘Fraaie auto, Isabelle. Hoe kom je daaraan?’
‘Die heeft Mosen voor me gepikt.’
‘Leuk voor de eigenaar. Heb je daar weleens aan
gedacht?’
‘Dat boeit me echt niet, hoor. Jij bent echt
zo’n stomme smeris.’
‘Jij ook.’
‘Ik ben niet stom.’
‘Zeg, kunnen jullie dat alsjeblieft later
uitvechten als ik er niet bij ben?’ onderbrak
Jongsma hen boos.
|
|